De verlenger en het fluitschip zijn Hoornse ontwikkelingen.

ingevoerd op 29-8-2013

De 1st afb.De verlengde fluit zonder bewapening. Deze fluiten werden gebruikt op de vaart op de Baltische Landen.
De 2de afb.In de haven van Hoorn wordt achter de tredbaggermolen, die aan het verdiepen van de haven is, ligt een doorgezaagd schip op de helling. De twee helften worden een aantal meters van elkaar getrokken waarna het schip weer wordt dicht getimmerd. Het verlengde schip kan lange masten vervoeren naar de Middellandse Zee.
Links op de prent is een schip gekrengd (scheef getrokken) en gekalefaterd (schoongemaakt en gebreeuwd);


De verlenger.
Hoornse kooplieden waren de eerste pioniers die de handel op de ’Straat’, de handelsvaart door de Straat van Gibraltar, op gang brachten. In 1587 voer Steven van der Hagen (http://nl.wikipedia.org/wiki/Steven_van_der_Hagen) (1563 - 1621) vanuit Hoorn voor Hoornse kooplieden naar de Middellandse Zee met een ’verlanger’ van 120 last (240 ton).
De ‘verlengers’ boden meer vrachtruimte en werden mogelijk ingezet voor het vervoer van goederen van grote afmetingen, zoals scheepsmasten, naar de Middellandse Zee.

Meerdere schepen verlengen door handel met Straatvaart.
In 1588, had een belangrijke ontwikkeling plaats. Men begon men meer schepen te verlengen.
Velius schrijft:
”Ditzelfde jaar en het volgende jaar 1589 begon hier de scheepsbouw behoorlijk te groeien. Ook was hier in Hoorn een methode bedacht om schepen langer te maken en die word nu bij veel schepen toegepast; enkele werden extra lang gemaakt. Daardoor nam het aantal grote schepen in deze tijd sterk toe, wat goed van pas kwam toen kort daarna de Straatvaart begon.”

Verlengen van schepen verbeter de vaareigenschappen.
Na verlenging van schepen bleken de vaareigenschappen van de schepen sterk te zijn verbeterd. Ze zeilden sneller, de koersstabiliteit was groter en ze voeren gemakkelijker aan de wind. Bij het verlengen ging men drastisch te werk. Een bestaand scheepstype, vermoedelijk de hulk, werd op de helling doormidden gezaagd. De beide delen werden uit elkaar getrokken, waarna er een flink stuk tussen werd gezet.

Opkomst van Hoornse fluiten.
Velius schrijft in 1595: (vertaalt)
”Het is ook vermeldenswaard dat dit jaar voor het eerst in onze stad schepen werden gebouwd die men Hoornse `gaings’ of fluiten noemt. Die waren viermaal zo lang als ze breed ware en zeer geschikt voor de zeevaart, zowel vanwege het scherp aan de wind zeilen als wegens de geringe diepgang en ook zie omdat ze veel konden vervoeren. Daarom waren ze zo gewild dat in acht jaar tijd meer dan tachtig van zulke schepen hier in Hoorn in de vaart gebracht werden, waar de burgers zeer wel bij voeren. Men bouwde ze later nog veel groter, tot vijf- en zesmaal zo lang als zij breed waren. Pieter Jansz. Liorne ( was de voornaamste voorvechter en verdediger van deze nieuwe methode, waarover aanvankelijk door de naburen gesproken werd alsof het om een zot en onverantwoord bouwsel ging. Ja, ze vonden het zo vreemd dat zowel verscheidene meestertimmerlieden als schippers uit de naburige steden hier speciaal naar toe kwamen om die schepen eens te zien. Maar later waren ze zelf genoodzaakt deze afmetingen over te nemen, want anders zouden zij langzamerhand als scheepsbouwer en schipper kopje onder zijn gegaan.”

Uit de kennis van de haringbuis wordt het fluitschip gebouwd.
Voortbouwend op onder meer de ervaringen met de haringbuizen en de verlengers ontstond in 1595 het fluitschip, een Hoornse vinding die veel navolging kreeg vanwege de combinatie van grote laadruimte, geringe diepgang en goede zeileigenschappen. De eerste fluiten hadden een lengte/breedte-verhouding van 4:1. Het schip was zo’n succes dat er in Hoorn in acht jaar tijd meer dan tachtig van deze schepen werden gebouwd en uitgereed. De hele stad profiteerde van de werkgelegenheid die dit met zich meebracht.

Meer ïnvesteringen door lage rente.
Dankzij een tweede economische impuls daalde de rente opnieuw en kon er flink worden geïnvesteerd. De scheepsbouw kreeg de wind in de zeilen. Het was de Hoornse koopman/reder Pieter Jansz., beter bekend als ‘Liorne’, die opdracht gaf tot het bouwen van nog langere en slankere schepen. Dergelijke schepen waren voor die tijd een bezienswaardigheid.

Reder/koopman of schipper bepalen hoe het schip moet worden.
Het bouwen van schepen stond onder supervisie van de opdrachtgever: de reder/koopman of schipper. Hij gaf aan welk type schip hij wenste en hoe het gebouwd moest worden. De scheepstimmerman bouwde dus volgens de instructies en richtlijnen van de opdrachtgever (1).
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Noten.
(1) Zie Maritieme Geschiedenis der Nederlanden deel 1 blz.174.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Volgende Blog: Liorne de architect van het fluitschip (http://www.zuiderzeehoorn.nl/nw-27093-7-3486264/nieuws/liorne_de_architect_van_het_fluitschip.html)

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Het fluitschip in volle zee Het fluitschip in volle zee
Rechtsachter de baggermolen is een schip doorgezaagd, het wordt een verlenger. Rechtsachter de baggermolen is een schip doorgezaagd, het wordt een verlenger.
Vleuten of fluiten van 1647 Vleuten of fluiten van 1647
Gewapende fluit wordt gebruikt voor de Straatvaart (Middellandse Zee) Gewapende fluit wordt gebruikt voor de Straatvaart (Middellandse Zee)
Scheepsmodel van een fluitschip schaal 1:20. Fries Scheepsvaartmuseum. Willem Vos. Scheepsmodel van een fluitschip schaal 1:20. Fries Scheepsvaartmuseum. Willem Vos.
De havens van Hoorn. De kaart van Utenwael 1586. De havens van Hoorn. De kaart van Utenwael 1586.
Twee fluitschepen een grote en kleine. Ets 1652 Rijksmuseum. Twee fluitschepen een grote en kleine. Ets 1652 Rijksmuseum.