Liorne had kennis van scheepsbouw.
Pieter Jansz Vaalhen (Liorne), (1561–1619 of 1562-1620), was reder/koopman en bezat veel kennis van de scheepsbouw. Hij dankte zijn bijnaam aan een gevelsteen op zijn huis aan het Venidse met de verbasterde Italiaanse plaatsnaam Livorno, een verwijzing naar de handel met Italië.
Liorne werd benoemd tot Raad van de admiraal (http://nl.wikipedia.org/wiki/Admiraal_der_Nederlanden).
Door zijn betrokkenheid bij de scheepsbouw en zijn invloed op de ontwikkeling van het latere fluitschip kreeg Liorne landelijk bekendheid. In 1600 werd hij benoemd tot Raad
van de admiraliteit van Hoorn (1) toen de Staten van Holland besloten de oorlogsvloot te vernieuwen met twaalf oorlogsschepen en vier roei-jachten. In deze functie trad Liorne op als woordvoerder naar de Staten-Generaal.
Duinkerker Kapers (https://nl.wikipedia.org/wiki/Duinkerker_kapers) werden betaald door Spanje.
De Admiraliteitsraden oefenden onder meer druk uit om de Duinkerker Kapers aan te pakken. Direct na het veroveren van Duinkerken in 1583 door de Spaanse veldheer Parma (http://members.home.nl/m.tettero/Spanje/Parma1.htm) hadden de Duinkerker kapers de kaapvaart geopend op de Hollandse koopvaardij en deze grote schade toegebracht. Ze vielen de grote koopvaarders aan met kleine, ondiep stekende schepen en beroofden ze. De Nederlandse oorlogsschepen konden, gehinderd door te grote diepgang, niets uitrichten. De nieuw te bouwen schepen moesten opereren in de ondiepe wateren tussen de kust en grote patrouillerende jachten. Ze kregen tot taak ‘den vyandt zijn sloepen ende visschers te achterhalen, als oick de loringdrayers (blokkadebrekers), ten aensien dat men, als het yet waeyt, mette bocken (roeisloepen) niet voort en can commen’. Bij een aanval op de geleivloot van Spinola bij Sluis (http://www.marceltettero.nl/Geuzen/Ambrosio_Spinola.html) in 1604 viel de gehele vijandelijke vloot in Hollandse handen.
Liorne veranderde van geloof.
In de periode 1597-1611 was Liorne zesmaal schepen van Hoorn (2). In 1599 werd hij lid van de Vroedschap (http://nl.wikipedia.org/wiki/Vroedschap) en in 1610, 1615 en 1618 was hij burgemeester. In 1612 en 1613 was Liorne Raad ter Admiraliteit te Hoorn. Om lid te worden van de Admiraliteit van het Noorderkwartier (http://nl.wikipedia.org/wiki/Noorderkwartier) was het lidmaatschap van de gereformeerde kerk verplicht. Daarom veranderde de doopsgezinde Liorne van geloof.
Lioren zorgde voor een zeevaartschool in Hoorn.
In 1611 haalde hij de ‘schoolmeester der grooter zeevaert’ Robbert Robbertz Le Canu (http://nl.wikipedia.org/wiki/Robbert_Robbertsz._le_Canu) vanuit Amsterdam naar Hoorn en liet voor hem een huis op het Baatland bouwen. Dit onder voorwaarde dat deze er de kunst van de zeevaart zou doceren. Zo kwam er in Hoorn een Hogere Zeevaartschool.
Visie of droombeeld?
Over de rol van Liorne in de ontwikkeling van het fluitschip wordt verschillend gedacht. Velius maakt in de eerste druk van zijn ‘Chronyk’ van 1604 geen melding van enige betrokkenheid van Liorne bij de presentatie van de eerste fluitschepen. Pas bij de tweede druk van 1617 wordt Liorne ten tonele gevoerd als degene die de vernieuwingen in de scheepsbouw doorzette door de voor die tijd uitzonderlijke proporties van de fluit nog verder op te voeren. Volgens Georgius Hornius (1627-1670), hoogleraar te Harderwijk en Leiden, zou Liorne zich hierbij hebben laten inspireren door de afmetingen van de Ark van Noach. Dit lijkt een plausibele toelichting, in aanmerking nemend dat Liorne een gelovig man was. De overeenkomst kan echter ook toevallig zijn. Hoe serieus mag deze uitleg bovendien worden genomen als deze afkomstig is van een man die nog geboren moest worden nadat Liorne reeds lang was overleden? Op welke bronnen baseerde hij zich?
Nieuwe scheepstypen komen uit ervaringen van geleidelijke evolutie.
Zoals eerder in dit hoofdstuk te lezen is, ontwikkelde men nieuwe scheepstypen op basis van ervaringen met bestaande schepen. Er was sprake van een geleidelijke evolutie. De vorm en afmetingen van schepen werden afgestemd op het functioneel gebruik in de praktijk voor wat betreft de lading, eventuele bewapening en de te bevaren wateren.
Lange mastentransport met extreem lange schepen.
Hieruit mogen we afleiden dat het ontwikkelen van extreem lange schepen noodzakelijk was voor het vervoer van bijvoorbeeld scheepsmasten. Deze waren circa 30 meter lang en ruim één meter dik. Voor het vervoer van zulke lange scheepsladingen waren speciale schepen nodig. Aanvankelijk loste men dit op door het verlengen van bestaande schepen. Aan het eind van de 16e eeuw begon men dergelijke schepen ook nieuw te bouwen.
Hoorn had zich gespecialiseerd in de vervaardiging van scheepsmasten en exporteerde deze vooral naar landen rond de Middellandse Zee. Het ligt voor de hand dat om die reden de lange fluit in Hoorn tot ontwikkeling kwam.
Aan de ontwikkeling van het fluitschip door Liorne wordt niet getwijfeld.
Uit het feit dat Liorne pas in de latere uitgaven van Velius’ ‘Chronyk van Hoorn’ wordt genoemd in relatie tot de fluitschepen, trekt André Wegener Sleeswijk in zijn in 2001 gepubliceerde artikelenserie over het fluitschip de conclusie dat Liorne pas in een veel later stadium, op zijn vroegst in 1604, iets met de ontwikkeling van dit scheepstype te maken zou hebben gehad. Deze stelling is niet houdbaar, gezien het feit dat ook andere belangrijke zaken in de eerste druk onvermeld zijn gebleven, zoals bijvoorbeeld de heldendaden van Jan Haring (http://www.marceltettero.nl/Geuzen/Haring.html) tijdens de Slag op de Zuiderzee. Kennelijk stonden in Velius’ optiek de schepen centraal en niet de ontwerpers, bouwers en opdrachtgevers. Deze worden in de eerste druk immers niet genoemd. De eerste druk van 1604 bevatte alleen hoofdzaken. In de latere druk zijn details toegevoegd.
Scheepjes met weinig diepgang waren nodig voor het aanvallen van de Duinkerken Kapers.
Liorne’s belangstelling voor de fluitschepen kwam in 1604 niet plotseling uit de lucht vallen. Hij was een invloedrijk koopman en reder en had belang bij de ontwikkeling van goede schepen. Hij genoot al veel eerder een reputatie om zijn kennis van de scheepsbouw, getuige een resolutie van de Staten-Generaal uit 1600. Op 30 december van dat jaar kwamen toonaangevende scheepstimmerlieden uit Dordrecht, Rotterdam, Amsterdam en Zeeland op last van de Staten-Generaal in Hoorn bijeen om met Liorne te confereren over de definitieve vaststelling van het ‘concept der galeyen’, snelle schepen ten behoeve van de oorlogsvloot. Liorne was toen 38 of 39 jaar oud. Blijkens een resolutie van 10 juni 1601 gaven de Staten-Generaal de Admiraliteiten onder meer te kennen dat zij moesten zorgdragen voor de bouw van kleine jachten op basis van een door Liorne ontwikkeld model, die in ondiepe Vlaamse kustwateren dienst moesten doen in de strijd tegen de Duinkerker kapers. Het Amsterdams college schreef op 13 juni dat men met Liorne in Hoorn in overleg moest treden over het opstellen van het bestek of ‘charter’ waarin onder meer de juiste afmetingen van deze jachten stonden vermeld.
Een invloedrijk en eigenzinnig man.
Liorne was adviseur en vertrouwensman van vice-admiraal Jan Gerbrandsz. en woordvoerder namens de Admiraliteitsraden in een tijd dat de oorlogsvloot een ingrijpende verandering onderging. Vanaf 1597 t/m 1618 vervulde hij bovendien belangrijke stedelijke bestuursfuncties. Het is nagenoeg ondenkbaar dat een man die niet alleen in Hoorn maar ook door het hoogste nationale gezag werd gerespecteerd om zijn kennis van de scheepsbouw, niets te maken zou hebben gehad met de ontwikkeling van de eerste fluitschepen, die een revolutie teweegbrachten in de scheepsbouw en de koopvaardij.
Integendeel: Liorne was als geen ander in de positie om invloed uit te oefenen op de bouw van schepen in Hoorn. Acht jaar na de presentatie van de eerste fluitschepen in 1595 noemt Velius Liorne ‘de principaelste Handhaver en Aenbinder van dese vernieuwinge’, die onder meer bestonden uit het verder opvoeren van de lengte/breedte-verhouding van de fluit.
Concept verlengen schepen werd gehandhaafd.
Liorne hield vast aan het concept van het verlengen van schepen, ondanks het feit dat hij hierom door meestertimmerlieden en schippers voor gek werd verklaard en uitgelachen. Zou de eigenzinnige Liorne dan niet ook de drijvende kracht zijn geweest achter de ontwikkeling van de eerste fluitschepen, die evenzeer opzien baarden vanwege hun afwijkende proporties? Zou hij mede hieraan wellicht zijn reputatie te danken hebben? Aan Velius kunnen we het helaas niet meer vragen…
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Noten:
(1)Resolutie Holland, 30 december 1600.[Zie artikel] ’Pieter Jansz. Liorne en de Nederlandse Scheepsbouw’door I. Kuyper.
(2)schepenen van de stad, hielden zich bezig met het dagelijks bestuur.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Volgende Blog: Achtien scheepshellingen (http://www.zuiderzeehoorn.nl/nw-27093-7-3486272/nieuws/achtien_scheepshellingen.html)
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------