De wind verspreidt de sporen
Het moederkoorn is geen zaadje maar een schimmel (sclerotium). Deze schimmel groeit mee in de aren van de granen van het koren. Als moederkoorn volgroeid is, valt het op de grond, waar het overwintert. In de lente worden de sporen van de schimmel gevormd. De wind verspreidt de sporen en deze gaan zich nestelen op de stempels van de bloemen van het nieuwe opgroeiende graan, waar het meegroeit met de korenaren. Het uiterst giftige moederkoorn kwam vooral voor in rogge en tarwe en minder in haver en gerst.
Vroedvrouwen gebruiken aftreksel weeën
De donkergekleurde kokertjes (sclerotium) zijn het moederkoorn. De naam moederkoorn, ook wel moederkoren, is afkomstig van een aftreksel van de giftige schimmel die gebruik werd door de vroedvrouwen om weeën op gang te brengen bij de bevallingen.
Onschadelijke hanensporen
Op advies van landbouwers, die beweerden dat de zwarte kokertjes, de ‘hanensporen’ zoals ze werden genoemd, onschadelijk waren, bleef het moederkoorn bij het schonen van het koren in het graan zitten, waarna dat door de molenaar tot meel werd gemalen. Tijdens het bakken van het brood nam de kracht van het gif enigszins af. Toch leidde een moederkoornvergiftiging tot ernstige epidemische uitsterving van bevolkingen van dorpen en steden.
Antoniusvuur of kriebelziekte
De vergiftiging door het moederkoorn werd de ziekte het Heilige Vuur,Sint Antoniusvuur en kriebelziekte genoemd.
Ziekten verband met moederkoorn
In de late 17e eeuw vond de Franse arts Dr. Thuillier het verband tussen het met schimmel aangetaste graan en deze ziekte. Pas in de 19e eeuw werd het verband dat Dr. Thuillier legde als juist aangenomen.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Volgende Blog: De vergiftiging door moederkoorn.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------