Het zieden (1) van het Baaizout.
Raffineren van zout is ingewikkeld.
De pan in de zoutkeet stond op een ronde stenen constructie. Hierin werd het pekel opgewarmd tot een bepaalde temperatuur. Als brandstof werd meestal turf gebruikt. Ook zal het afvalhout van de scheepswerf zijn gebruikt als brandstof.
Het raffineren van het ruwe zout was een ingewikkeld proces, een ooggetuigenverslag geeft dit goed weer. ’... Ik vond het wonderbaarlijk om te zien hoe de kolkende, dampende massa van baaizout en zeewater langzaam veranderde in spierwit zout. Het vuil kwam vanzelf als een vlies bovenop de pan drijven en kon er gemakkelijk worden uitgeschept. Het witte, gekristalliseerde zout werd vervolgens op zakken te drogen gelegd. Werd het water aan de kook gebracht, dan kreeg je ziedzout. Dat werd gebruikt om haring mee te zouten. Om het duurdere en veel wittere braadzout te maken, moest de pan urenlang op een klein vuurtje sudderen...’.(2)
Het baaizout was vervuild.
In het baaizout zaten vele ongewenste stoffen. Om deze te binden werd er ossenbloed aan de pekel toegevoegd. De ongewenste stoffen kwamen na verloop van tijd aan de oppervlakte drijven, waarna de keetknecht ze kon afromen.Na een langdurige opwarming en koken begon het zout in de pan te kristalliseren.
Zout raffineren is een nacht en dag werk.
Hoe langer de pekel werd verwarmd des te fijner van structuur werd het zout. Het grove zout werd verkregen door de pekel gedurende 2 a 3 dagen op ongeveer 70 graden Celsius te verwarmen. Voor het verkrijgen van fijnkorrelig keukenzout moest de pekel ongeveer 6 uur lang op 100 graden Celsius worden gekookt.
Als het meeste vocht was verdampt en het zout nagenoeg was uitgekristalliseerd dan werd het nog kleffe zout uit de pan in de zoutmanden geschept. Nadat het in de manden was uitgelekt, werd het naar de ‘den’, een schuin aflopende vloer of zolder, gebracht om daar verder te drogen. Het zoutziedersbedrijf was een continue bedrijf, het ging dag en nacht door.
De zoutziedersbaas verkocht de jodium aan de apothekers.
De vloeistof die in de pan achterbleef bij het raffineren, de zogenaamde moerderlaag, bezat een hoog gehalte aan jodium, magnesium en vele ander stoffen. Deze werd door de zoutziedersbaas aan de apothekers verkocht. De apotheker verpakte het in kleine flesjes en verkocht het als geneesmiddel.
Het keetspek verwijderen uit de zoutpan.
Na verloop van tijd zette zich een harde laag af in de pan, het zogenaamde keetspek.
Deze laag kalk of gips verlaagde het rendement van het zieden aanzienlijk. Het keetspek werkte als een warmte-isolerende laag in de pan, waardoor er meer moest worden gestookt. Voordat het volgend proces werd opgestart moest de keetspek worden verwijderd.
De keetbaas.
De eigenaar van de zoutkeet had als hoofd van de zoutkeet een keetbaas in dienst.
De keetbaas had door zijn jarenlange ervaring een grote kennis van het zoutziedersbedrijf. Hij had voor het werk in de keet de beschikking over een aantal assistenten, de keetmeiden en keetknechten. Deze voerden het dagelijkse werk in de keet uit. Ze hielden het vuur gaande, roerden de inhoud van de zoutpan, schepten de manden vol en sjouwden deze naar de den, kortom ze voerden alle voorkomende werkzaamheden in de zoutkeet uit. Voor het werk dat minder kennis vereiste werden losse krachten ingehuurd.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Noten:
1. Zieden betekent koken.
2. Citaat uit het artikel ’Als het water suddert krijg je braadzout’ door Ingrid Huibers, Provinciaal Zeeuwse Courant van 5 april 2005.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Volgende Blog: Stookvloeren een houtenbak en een scheepswerf
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------