Tekening van Sieuwert van der Meulen (circa 1700).
Gladboordige scheepsbouw op z’n Hollands. De samengestelde spanten ontbreken.
Op de kiel zijn de voor- en achtersteven geplaatst. De kielgangen (eerste huidplanken tegen de kiel) en enkele huidgangen zijn aangebracht. Aan de binnenzijde zijn ze met tijdelijke klemmen vastgezet. De buitenhuid werd aan de binnenzijde opgevuld met inhouten (spanten). De niet gekoppelde spantdelen werden afzonderlijk aan de buitenhuid vastgezet.
Gladboordig in het Noorderkwartier.
De scheepsbouw in het Noorderkwartier (het gebied boven het IJ, inclusief Amsterdam waar het de scheepsbouw betreft) profiteerde volop van de economische opleving en maakte aan het eind van de 16e eeuw een stormachtige ontwikkeling door. Men bouwde hier de grote, gladboordige zeeschepen ‘op z’n Hollands’ vanuit de huid, in tegenstelling tot Zeeland en de Maassteden, waar men in navolging van landen langs de Atlantische kust en het Iberisch schiereiland schepen bouwde vanuit de spanten. De Hollandse methode staat ook bekend als ‘schaalbouw’ of ’huid eerst’, terwijl de spantenbouw ook wel ‘skeletbouw’of ‘spanten eerst’ werd genoemd.
Het begin van de bouw van een schip was bij beide methoden hetzelfde. Eerst legde men de kielbalk, die de lengte van het schip aangaf. Daaraan bevestigde men achtereenvolgens de voor- en achtersteven en de ‘zandstrook’ of ‘kielgang’: de eerste huidgangen van het ‘vlak’ (de bodem van het schip). Vanaf dit punt liepen de bouwwijzen uiteen.
Vakmanschap en traditie.
De Hollanders in het Noorderkwartier integreerden de karveelbouw in hun oorspronkelijke bouwwijze. Een schip kwam tot stand zoals het ‘uit de bijl viel’: men ging uit van het beschikbare hout qua lengte, dikte en kwaliteit. Deze aanpak stamde uit de karveelbouw, die in Noord- en Oost-Europa van oudsher gebruikelijk was. Er was geen sprake van een vooropgezet bouwplan. De spanten of ‘inhouten’ vormden een onregelmatig verband van zeer veel, relatief lichte dwarsverbindingen die onderling niet met elkaar waren verbonden. De romp daarentegen was vloeiend en strak.
De bouwvolgorde was in de Hollandse traditie wezenlijk anders dan bij de spantenbouw, zoals duidelijk aan het licht kwam bij de opgraving van het wrak van de Scheurrak SO 1, een groot vrachtschip, genoemd naar zijn vindplaats in de Waddenzee. Het moet rond 1580 in West-Friesland zijn gebouwd en is in 1593 vergaan. Het was geladen met graan en had onder anderen twee Hoornse opvarenden aan boord. Bij dit schip vonden de onderzoekers geen spoor van vaste verhoudingen, noch een duidelijk patroon of vooraf aangebrachte inkervingen. De spanten vertoonden geen uit meetkundig vastgestelde opbouw. Alle nadruk lag op een vloeiend verloop van de lijnen van de romp. Dit bood de scheepsbouwers van het Noorderkwartier meer vrijheid in vormgeving en materiaalgebruik. Het ter plaatse vormgeven van een schip zonder vooropgezet plan vereiste weliswaar minder theoretische kennis, maar meer praktische deskundigheid en creativiteit van de bouwers.
Sneller en goedkoper.
Na het leggen van de kiel en de oprichting van de stevens werd eerst het onderste deel van de scheepsromp gevormd. Hiertoe werden de huidgangen met de zijkanten tegen elkaar geklemd, vastgemaakt met klampen en op hun plaats gehouden met hulpspanten en stutten. Pas daarna werden aan de binnenzijde van de zo ontstane ‘schaal’ de spanten aangebracht. Hiervoor gebruikte men rechte, hoekige en gebogen stukken hout van verschillende lengte en dikte (‘sommers’, ‘krommers’ en ‘knieën’), die ter plaatse ‘pas’ werden gemaakt en afzonderlijk aan de huid bevestigd. De huid zorgde aldus voor een onwrikbaar verband. Dit gladboordig bouwen ‘op z’n Hollands’ bood een aantal belangrijke voordelen boven de spantenbouw:
• Lagere bouwkosten door economisch gebruik van het dure eikenhout;
• Minder passen en meten, dus een aanzienlijk kortere bouwtijd;
• Reparatie en vervanging van spanten was relatief eenvoudig en goedkoop.
Bouwen zonder tekeningen.
In deze tijd bouwde men nog zonder tekeningen. Er werd voornamelijk ‘op het oog’ gewerkt, aan de hand van maten en mallen en de eigenschappen van het beschikbare hout. De bouwmeester en de timmerman baseerden zich slechts op enkele vuistregels, zoals: de breedte van het schip is een kwart van de lengte, de holte (diepte) een tiende. De dikte van de huid bedroeg een kwart van de dikte van de binnenzijde van de voorsteven, die weer gerelateerd was aan de lengte van het schip. Dankzij veel vakmanschap en ervaring waren de scheepsbouwers van het Noorderkwartier zeer succesvol met deze bouwmethode.
Foto wrak Batavia.
In de foto van een deel van het wrak van de Batavia is te zien dat het schip gebouwd is in de Hollandse gladbouw. De spanten zijn stukken eikenhout van verschillende vormen die aan de binnenhuid zijn genageld.
Het schip had een dubbele huid van 14 cm dikte (2 planken van 7 cm. op elkaar).
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Volgende Blog:Houtbewerking in de scheepsbouw.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------