Van stapel lopen.
Het bouwen van een schip begon met het leggen van de kiel, de ruggengraat van de constructie. De zware kielbalk werd op ‘stapels’ gelegd, gevormd door blokken hout die op gelijke afstanden op een schuine helling waren geplaatst. Als daarna de romp half was afgebouwd volgden de dekbalken en werd de scheepshuid gebreeuwd.
Voor het breeuwen moest het schip gekanteld worden.
Door het schip van de ene naar de andere kant te laten overhellen, kon de onderzijde worden gebreeuwd. Hierna werd het onderwaterschip voorzien van een beschermlaag tegen aangroei en paalworm. Verdere afbouw had plaats als het schip al in het water lag.
De kracht zit in de kop.
Tot in de 19e eeuw liepen in ons land de schepen meestal vóóruit te water in verband met de vaak ondiepe wateren. Nederlandse schepen waren meestal gebouwd volgens het principe: ‘De kracht zit in de kop, de snelheid in de staart’. Het volle voorschip remde bij de stapelloop de vaart beter af en lichtte het schip eerder op dan het relatief sterk weggesneden achterschip zou hebben gedaan.
Voor de tewaterlating bevestigden de werklui blokkeerinrichtingen aan de kiel, de ‘klinken’. Ze maakten een zwaar touw vast aan een roerlager of ‘vingerling’ en belegden het om een paal. Tussen de stapels plaatsten ze andere stapels of ‘smeerhouten’.
Om kantelen van het schip tijdens de tewaterlating te voorkomen legde men aan weerszijden van de kiel, ter hoogte van de kimmen, zware balken of ‘slagbedden’. Smeerhouten en slagbedden werden royaal ingesmeerd met roetkaars. Daarna werden de stapels, keggen en schoren weg-geslagen of met een zwaar blok (ram) weggeramd.
De klinken worden gebroken.
Als de klinken werden gebroken en het touw doorgehakt,‘liep’ het schip door zijn eigen gewicht het water in. Het doorhakken van het strakgespannen touw was een gevaarlijke handeling die men aan een gevangene overliet. Wist hij het wegslaande touw te ontwijken, dan kreeg hij de vrijheid.
Na het aflopen van een schip werd het werfpersoneel op bier getrakteerd. Hoe duurder het schip, hoe meer bier.
Aflopen met ‘Rook, Vlam en Vuur’.
Het van stapel lopen was altijd een spannende en riskante gebeurtenis, zoals Van Yk het verwoordde: ‘…. en juist zo begind het sagjes voor te glyden, en allengskens in
Snelheid sodanig toe te nemen, dat, gelijk als verwoed, het van vooren niet als schuimend Water spuiwd, en van agteren niet anders als enkel Rook, Vlam, en Vuur ter krak, en
breekende Smeerhouten uit, en by Piek en Steven opwaartds, jaagt.’ Vandaar dat een schip niet ‘te hard van stapel moest lopen’.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Volgende Blog: De schrik van de paalworm
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------