Een serie van Nederlandse zeeschepen in de 18de eeuw.
Gerrit Groenewegen de tekenaar en kunstschilder.
Veel scheepstypen worden hier gebruikt van tekeningen van de scheepstimmerman groenewegen. Hij verloor zijn rechterbeen bij een ongeluk op zijn werk. Hij was voor zijn vak niet meer geschikt en ging over op tekenen van schepen. Het bleek dat hij bijzonder goed kon tekenen. Als scheepsbouwer en de kennis van schepen heeft hij prachtige scheestypen op papier gezet.
Het scheepsmodel HECTOR is een linieschip (1) met 44 stukken verdeeld over twee dekken. 1 afb.
Republiek gaat bijna onder door de Engelse oorlogen.
De drie Engelse oorlogen (1652-1674) heeft de Republiek in deze 12 jaar, straatarm gemaakt door de Engelsen die van de handel over zee van de Republiek, stil te leggen. De regenten van de Republiek staken geen geld in de zeemacht waardoor deze ook in verval geraakte.
De zeemacht in het begin van de 18e eeuw.
Tussen 1700 en 1713 werden in het land 21 linieschepen en 15 lichtere schepen gebouwd.
De Staten van de Nederlandse zeemacht in 1706 dienst; de totale bemanning bedroeg 11.547 koppen.
-Vloot, in de Middellandse Zee. Onder vice-admiraal Jan Gerrit baron van Wassenaer van Rosenburg.
2 grote driedekkers linieschepen van 92 tot 94 stukken ‘De Vrijheid’ (2) en ‘De Unie’ .
9 schepen van 70 tot 74 stukken; 4 schepen van 60 tot 64 stukken; 3 schepen van 50 tot 54 stukken.
2 branders, 2 bombardeerschepen, 2 hospitaalschepen. 4 behoefteschepen.
-Eskader, in de Noordzee. Onder schout-bij-nacht Paulus van der Dussen.
2 schepen van 64 stukken; 5 schepen van 52 tot 54 stukken; 1 schip van 36 stukken; 2 schepen van 24 stukken.
-Eskader, voor het konvooieren van de Oostindische retourvloot. Onder kapitein Cornelis Beeckman.
4 schepen van 64 stukken; 1 schip van 52 stukken; 1 schip van 44 stukken; 2 schepen van 36-38 stukken; 1 schip van 38 stukken; 4 schepen van 36-38 stukken.
Oorlogsvloot gehalveerd.
Tussen 1714- 1750 werd de oorlogsvloot ongeveer gehalveerd. Hierna werden meer schepen gebouwd.
Toen de vierde Engelse oorlog (1780-1784) uitbrak, zijn voor de strijd te leveren door de Admiraliteit linieschepen van meer 50 stukken (aantal kanonnen) of meer gebouwd.
VOC-schip. afb.2.
Walvisvaarder. afb.3.
De Goede Hoop is een walvisvaarder van het type Bootschip van ca. 1770.
Walvisvaart van Nederland duurde van 1650 tot 1800 jaar. De moderne walvisvaart van het schip Willem Barendsz. van december 1946 tot juli 1955 is hier uitgesloten.
In de eerste walvisvangst werd de walvis op het land geslacht, later werd dat in de zee langs de schepen uitgevoerd. Voor de walvisvaart werden fluitschepen gebruikt vanwege de ronde scheepsromp gemakkelijk door het ijs kon varen. Door ondervinding bleek dat het fluitschip het achteropbouw te hoog was, het dek te smal en de beplanking van de huid van de boeg te dun was voor het varen door een ijszee.
Er werd een nieuw schip voor de walvisvaart op stapel gezet. De scheepsromp bleef rond zoals de fluit. De dekken werden breder en een lagere achteropbouw gemaakt. De boeg werd gesterkt met extra- en zwaardere spanten. De beplanking van de huid in boeg werd verdubbeld. Dit schip werd het bootschip.
Een walvisvaarder is te erkenningen aan de zware dwarsbalk op het achterschip. Aan de stuur- en bakboord worden ieder twee sloepen bevestigt. Deze sloepen worden gebruikt voor het jagen van de walvis. Als de walvis gevangen was, werd deze langsscheeps getrokken en gevild. De grote lappen spek werden aan deze balk opgehesen op het schip.
De hoeker. afb.4.
De hoeker en de buis waren in 13de eeuw de belangrijkste vissersschepen in de Noordzee. Met de hoeker werd met haken (hoeken) kabeljauw gevangen, vandaar de naam. De grotere tweemasterhoeker verzamelde de gekuipte haring van de buizen en brachten deze naar de havens en de markten. De buizen konden bleven vissen. De driemasterhoekers werden gebruikt voor de koopvaart.
Op de 4e afbeelding staat een driemasterhoeker met gewapend met kanonnen om de vissende buizen te bestermen tegen vijandelijke Engelsen.
Kofschip. afb.5.
Het kofschip is verwant aan de smak en de galjoot. In het eerste deel van de 18e eeuw waren de kleine kofschepen uitgevoerd met zijzwaarden en voeren op de binnenzeeën en kustvaarder. In het laatste deel van de 18e eeuw werden de kofschepen groter. Door de lengte van het schip waren de zijzwaarden niet meer nodig. Dit kofschip behoorde bij de zeetjalken. Het schip voerde in de 18e en 19e naar de landen van de Oostzee. Door geringe diepgang kon de het kofschip dicht bij de kust komen, de rivieren in opvaren en de ondiepe havens aanlopen.
Het kofschip heeft een helmstok die over de boorden kan draaien. Het schip werd een ”overboorddraaier” genoemd.
’’t kofschip wordt gebruikt als een ezelsbruggetje in de Nederlandse taal.
Galjoot. afb.6.
Een galjoot is de benaming die al in 1501 bestond voor een galei of galiota van de Amsterdamse schutterij. In de 17e eeuw was de galjoot een rond gebouwd zeeschip van het type ‘draai-over-boord’, wat erop duidde dat uitslag van de helmstok tot over de boorden mogelijk was. Het schip had zijzwaarden. Het was een tweemaster met een ra-topzeil en een gaffelzeil aan de grote mast en een latijnzeil aan de bezaanmast. Bij latere en grotere galjoten verdwenen de zijzwaarden. De allergrootste schepen kregen drie masten. Galjoten werden onder meer gebruikt als vrachtschip, veer- en verkenningsschip.
Smak. afb.7.
In afb 7. staat een tekening van een smakschip van Gerrit Groenewegen uit het jaar 1789.
De smak heeft een mast met gaffelzeil, een breefok (razeil) en een topzeil. Achterop staat een druilmast met een klein gaffelzeiltje voor de betere besturing. Op het voorschip heeft het schip een fok (gestreken) op de boegspriet een kluiver (wordt gehesen), een midden kluiver en een kleine kluiver (beide nog niet gehesen). Het schip heeft zwaarden om het schip niet zijdelings af te laten drijven.
Het smak- en het kofschip lijken veel op elkaar. In de tegenstelling tot de kof had de smak een staatsie, een verhoging van het achterboord. De twee boorden komen elkaar bij het achterschip met een driehoekige opening. Door deze opening gaat de helmstok door naar het roer. De draaiing van de helmstok kunnen niet verder dan de staties. De smak is een “niet overboorddraaier” genoemd en in tegenstelling met het kofschip is het “een overboorddraaier” genoemd.
De grote smak voerden op Frankrijk, Engeland, Portugal, en de landen rond de Oostzee. Het schip kon ondiepe kusten bevaren en kleine havens en de rivieren op zeilen.
Koopvaarder Buis.afb.8.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Noten:
(1) Linieschepen varen in een lijn, de vijandelijke linieschepen valt aan en proberen met kanonvuur de blokkades te breken en de schepen in de linie te enteren of in brand te steken.
(2) De grote schepen die gebouwd werden in Amsterdam, kregen problemen met de verzanding van het IJ. Het grote linieschip ‘De Vrijheid’, gebouwd in het ‘Hok’ naast de werf van Kattenburg waren 44 dagen nodig om het schip in diep water te brengen.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bronnen:
- Maritieme geschiedenis der Nederlanden deel 3, Achtiende eeuw en eerste helft negetien eeuw, van ca. 1680 tot 1850-1870. dr. G. Asaert. Drs. Ph. M. Bosscher. dr. J.R. Bruijn en dr, W.J. van Hoboken.
- J. Beylen. Schepen van de Nederlanden. Van de late middeleeuwen tot het einde van de 17e eeuw.
- G.C.E. Crone. Nedrlandsche jachte, Binnenschepen, Visschersvaartuigen en daarmee verwante kleine zeeschepen 1650-1900.
- Rijksmuseum.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Volgende Blog: Scheepstypen in de 18de eeuw II
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------