Het maken van de grafiek.
Voor het maken van de grafiek van het polderpeilen van de Oosterpolder loopt het anders. Er waren geen molenboekgegevens zoals bij de Westerpolder. Hoewel deze gegevens missen zijn er met enkele gegevens toch een grafiek kunnen maken die dicht bij de werkelijk zal zijn.
-In 1300 toen de polders werden gescheiden door de aanleg van de Zwaagdijk, zal het polderpeil bij Zwaag gelijk geweest van die van Wognum.
-Tussen 1500 en 1600 zijn de molens in werk gesteld. Dit betekent dat na het jaar 1500 de natuurlijke uitwatering niet meer mogelijk was.
-De twee vertrouwde punten zijn de RW1 = NAP -160 en RW2 = NAP -190 uit de Rijkswaterkaart. Het verval van 26 cm naar de uitwatering zijn de punten RW1=-(160+26)= NAP -186 en RW2= -(190+26)= NAP -216.
Test de grafiek in 1567.
Om het de land in 1567 het onderwater te zetten moet de hoogte van het maaiveld gelijk of lager dan het laagwater van de Zuiderzee liggen. De situatie is getekend in de bovenstaande tekening. De zeestanden en het maaiveld komen uit de grafiek van de Oosterpolder overgenomen.
In het inunderen van het land is volgens de grafiek mogelijk want de laagwater ligt gelijk met het maaiveld in op zijn hoogst in 6 uur het land bedekt met 30 cm water.
Met deze gegevens kon tussen de jaren 1300 tot 1932 een globale dalende polderpeil bij de uitwatering een grafiek worden gemaakt.