• Ontstaan van de Zuiderzee
  • Hoorn aan de Zuiderzee
  • Wester-en Oosterpolder
  • De Slag op de Zuiderzee
  • Scheepsbouw 1300-1900
  • Weeskinderen passie ontsluierd
  • De zakking van de stad
  • Zout en scheepshout
  • Holland ontdekt Australië
  • De Vrouwe Maria Jacoba
  • De veelzijdige J.J.Bilhamer
  • Milankovic parameters
  • Diagram Aarde en Klimaat
  • Drame op de Waddenzee
  • Henk van Woesik

15e eeuw

(1400-1499)

Afd.1. Maritiem Digitaal. Scheepsmodel van een 15e eeuw Hulk ,gebouwd karveel gebouwd door H.Lüdemann. Model van een 15e eeuws Hanzeschip met drie masten, een voor- en achterkasteel en kanonnen. Een laat type hulk als karveel gebouwd. Museum Noordelijk Scheepvaart.

Door de Naamsloot voeren dus de hulken de polder in en uit. Hier zal de plek de Hulk aan de Naamsloot zijn naam te danken hebben. Zo’n naam zou bijvoorbeeld kunnen ontstaan door een vastgelopen schip dat langdurig het vaarwater blokkeerde.

Het hulkschip kon Naamsloot bevaren

De hulken konden door de Naamsloot ver de polder  invaren. Waarom de hulken en geen koggeschepen? Dit zal gelegen hebben aan de diepgang van de schepen. De koggeschepen met hun grote diepgang eisten diep vaarwater. De vroege hulken hadden een vlakke bodem en daardoor een geringe diepgang. Ze waren meer geschikt voor ondiep water. In deze tijd werd ook het koggeschip langzamerhand vervangen door de hulk. 

Het havengebied verplaatst naar de oostzijde van de stad

Omstreeks 1420 verkeerde de stad in een welvarende positie. Het was druk geworden aan de Roode Steen met landverkeer over de dijkwegen van en naar de markt en de scheepsbewegingen bij sluis en overtoom. Deze zullen een grote hindernis zijn geweest voor de activiteiten op de markt. Hier kwam nog bij dat de haven aan de zeezijde behoorlijk aan het verzanden was. 

Door de vele schepen die de stad kwamen bezoeken was er een gebrek aan havenruimte ontstaan. Waarschijnlijk waren dit de redenen dat de stadsregering besloot het havengebied te verplaatsen naar het oosten van de stad. Wilde Hoorn op dezelfde voet voortgaan, dan is het duidelijk dat alle faciliteiten óók op deze plek moesten kunnen worden gerealiseerd. Dit hield in dat er een sluis met eventueel een overtoom moest komen waar de scheepjes in en uit konden varen en worden overgehaald. Tevens moest hierdoor het overtollige stadswater kunnen worden geloosd. Waarschijnlijk werden de werkzaamheden in onderstaande volgorde uitgevoerd.

De oude sluiskolk bij de Roode Steen wordt gedempt

De sluiskolk, aan de zeezijde van de marktplaats de Roode Steen, werd tot aan het water van de Nieuwendam gedicht. Het water van de Nieuwendam werd uitgediept en met de grond hiervan werd het Venidse opgehoogd, waarna hierop de eerste huizen werden gebouwd. 

Aan de binnenzijde werd de sluiskolk tot aan het Kerkplein van de Grote Kerk gedempt.

Akerlaken veronderstelt bij punt 1e  dat toen ook de rioolarm is gemaakt tussen het water van het verlengde van de Nieuwe Noord (de Glop) dat toen nog water was en het water van het Kerkplein.

De verdere werkzaamheden werden waarschijnlijk opgeschort want de sluis of verlaat bij de Oosterpoort werd pas 23 jaar later aangelegd. De mogelijke oorzaak hiervan was dat de politieke situatie voor Hoorn inmiddels dreigende vormen had aangenomen.

De Nieuwe Haven kreeg later de naam Appelhaven

Aan de zeezijde werd de oude zuidelijke dijksloot die parallel aan de zeedijk liep, uitgegraven en verbreed tot aan de plek waar de nieuwe doorgang naar het binnenwater was gepland op de huidige overgang Slapershaven-Zon. Dit water werd aan de westzijde verbonden met het water van de Nieuwendam. Aan de stadszijde werd het water van het Gerritsland naar het zuiden doorgetrokken tot de zeedijk recht tegenover de nieuw gegraven buitenhaven, de plek waar de nieuwe sluis was gepland.

Hier is het werk kennelijk gestagneerd want een sluis in de dijk werd pas 23 jaar later aangelegd. Het gemis van een scheepsdoorgang naar de buitenhaven zal waarschijnlijk zijn opgevangen door het aanleggen van een overtoom op deze plaats. Voor de afvoer van het overtollige stadswater was in 1420 een spui in de dijk gelegd die uitkwam in de Nieuwe Haven (Appelhaven). 

Dit spui was het spui dat in 1839 werd teruggevonden. De volgende beschrijving zoals genoemd in Akerlaken bij punt 2e voldoet hieraan:

“Het (spui) liep bewesten de sluis (toen in 1839) onder het Oost door in de rigting naar het Gerritsland. Op de hoogte van het tweede huis van het Gerritsland stuitte men tegen een houten schild; bij een opgraving aan de andere zijde van dit schild vond men het welf doorgebroken en met aarde gevuld; bij eene verdere opgraving vond men het weder in zijn geheel; het lag daar schuinsch rigting naar het riool (toen in 1839) op Het Gerritsland; de bodem van dit verlaten gewelf of riool lag aan de opening, zoo ik meen, vier palmen [i] beneden dagelijks getij. Het gewelf was op vele plaatsen gescheurd. Aan hetzelve en aan de wanden hingen belangrijke brokken salpeter doorschijnend en glansrijk”.


[i]  Een palm is van oorsprong een maat voor rondhout. Je kon een aantal handpalmen om een stam leggen. Deze maat werd soms ten onrechte ook als lengtemaat gebruik. 1 palm = 10 cm.


De spoeling door de stad vóór 1420

Door de waterstand van het binnenwater binnen de normale getijden van de zee viel, werd de lozing van het polderwater beperkt. Als de zeestand onder het binnenwater kwam te liggen, dit was in deze tijd ongeveer op de gemiddelde zeestand, kon 2 x per etmaal dus totaal gedurende 12 uur worden gespuid.

Op kaart 2 is aangegeven met zwarte pijlen hoe het overtollige water uit de Oosterpolder wordt verzameld in de Gouw en door de grote sluis aan de Roode Steen naar zee wordt geloosd. Een deel van het water uit de Westerpolder wordt door het spui van de Westerburgwal door het verlaat in de inlaagdijk van 1375 via de Scharwouderkoog door het Scharwouderzeegat naar de zee geloosd. Dit is aangegeven door de rode pijlen. Voor de Westerpolder is dit maar een klein deel van het te totaal te spuien water. De grote spuisluizen de Barchouter- en Scotersluis lagen in de Westfriese Dijk tussen Hoorn en Lutje Schardam.

Sluis en overhaal

Na dat in 1420 de haven aan de Nieuwendam was verdiept en doorgetrokken tot aan de plek ter hoogte van de Oosterpoort [i]  was deze nieuwe zeehaven groot genoeg om de  schepen hier een ligplaats te kunnen bieden.

In 1464 werd de haven aan de Westerburgwal ingekort door pal aan de westzijde van de Proostensteeg een schotdeur of spui te plaatsen [ii]. Dit spui was van  het type dat alleen water en geen schepen kon doorlaten. Hiermee werd de haven verkleind tot het deel tussen het nieuwe spui en het verlaat aan de zeekant. Deze kleine haven werd de vissershaven, de Kuil.  In 1566 werd het spui of schotdeur aan de noordzijde van de Westerburgwal verwijderd [iii].


[i] De latere Appelhaven.

[ii] Akerlaken in 4e punt c.

[iii] Akerlaken in 8e punt c.


Aanleg van nieuwe verdedigingswerken

In deze tijden woedden er in Holland de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Na een incident in 1426 met de Hoekse Jacoba van Beieren, waarbij de zoon van een burgemeester van Hoorn het leven verloor, vond er een politieke omslag in Hoorn plaats. De stad schaarde zich aan de zijde van de Kabeljauwse Philips van Bourgondië en was hiermee, als enige plaats in het Nooderkwartier, Kabeljauwsgezind.

Hoorn bevond zich hiermee in een zeer penibele en benarde positie. Het gevolg hiervan was dat er met grote spoed een vestingwal om de stad moest worden aangelegd.

De eerste poorten van de stad

In de roerige periode van Hoekse en Kabeljauwse twisten en oorlog tegen de Friezen werden omstreeks het einde van de 14e of begin van de 15e eeuw [i] maatregelen getroffen om de stad te beveiligen tegen aanvallen. Hoorn had vóór 1426 nog geen vestingwallen. Dat wil niet zeggen dat de stad open en onbeschermd in het land heeft gelegen. De verdedigingsgrachten van Hoorn bestonden hoofdzakelijk uit natuurlijke brede sloten of vaarten.

De toegangswegen over het water naar de stad werden beveiligd door waterpoorten die afgesloten konden worden met bomen, kettingen en valhekken. De toegangswegen over het land werden vlak voor de stad afgesloten door vestingwerken of valbruggen over de grachten, voor zover dat mogelijk was.

valhek (hamei)

Afb. 2. Valhek (hamei). Gevangenpoort Bergen op Zoom.

Smalle toegangswegen naast de vestingwerken voerden naar de stadspoorten die achter de valbruggen lagen. De stadspoorten waren af te sluiten met en zware met ijzer beslagen deuren.

Stadsverdedigingstactieken

Al met al vereiste deze vestingwerken belangrijke waterstaat- en bouwkundige ingrepen. Ondanks de geringe gegevens die er zijn kan er toch een vrij goed beeld worden geschetst van de situatie zoals deze waarschijnlijk zal zijn geweest. Het uitgangspunt is het toepassen van de toen gebruikelijke stadsverdedigingstactieken in de bekende en nog aanwezige structuur van wegen, wateren en poorten. Hierbij is rekening gehouden met het grote belang van de stad betreffende de aantrekking van de negotie vanuit het achterland naar de marktcentrum.

De oudste meldingen van stadspoorten van Hoorn wordt in de kroniek het Vervolg op Velius vermeldt als volgt: “in 1464 spreken de stadsrekeningen voor het eerst over uitgaven en reparaties aan de Koepoort en de Westerpoort”. De Westerpoort moet al ver voor dit jaar zijn gebouwd. In Hoorn waren de zeedijken die deel uitmaakten van de Westfriese Omringdijk, de Wester- en Zuiderdijk van de Drechterlandse Zeedijk, tevens toegangswegen.

Toegangsweg over plankieren

Deze wegen werden vlak voor de stad afgesloten met vestingwerken in de vorm van rondelen voorzien van staketsels. Bij de Oosterpoort liep de smalle toegangweg waarschijnlijk aan de noordzijde van de dijksloot via een plankier op palen over een brede sloot naar de overzijde van de oever via de valbrug naar de poort [ii].

valhek (hamei)

Afb. 3. Deze Valhek met een hamei in op palen is de eerste van Westpoort van Hoorn. De ingang lag aan de Westerdijk van de Westfriese Omringdijk van Hoorn. (Type: Hemei Bruggeschans Medemblik).

Naast de Westerdijk lag een smalle weg die leidde via een plankier op palen via een valbrug naar de naast de dijk liggende Westerpoort. Een gracht dwars voor de poort was hier onmogelijk. Hier voerde het laatste deel van de toegangsweg over een plankier op palen, deels over het water en deels over de voet van de dijk. Vlak voor de poort lag een ophaalbrug over de diepe [iii]. In afb. 2 zijn deze constructies getekend.


[i] De archeologische dienst zegt dat er aanwijzingen zijn dat de poorten omstreeks 1415/1416 gebouwd zijn. Deze aanwijzingen worden echter niet genoemd. Hoorn Onder Ons. Opgravingbulletin van de gemeentelijke Archeologische Dienst, Westerdijk en Westerpoort.

[ii] Dit is de situatie zoals die nu nog te zien is bij de nieuwe Oosterpoort.

[iii] Deze situatie is gelijk aan de later situatie zoals deze wordt gegeven in de kaart van Doesjan van 1794.


Kaart 1. Kaart van Deventer gewijzigd naar de situatie in 1427. In de kaart is de vestinggracht van 1508-1510  met een streeplijn aangegeven. De haven is verlegd naar het oosten en de sluiskolk aan de Roode Steen is gedempt. De stad heeft een aarden wal met houten poorten en wachthuisjes. De plaatsen hiervan zijn aangegeven met omlijnde blokjes. Het donkergekleurde water is van de Westerpolder. De overwelfde riolen zijn rood gestippeld. 

De zwarte pijlen geven de stroomrichting van de zwarte pijlen geven de stroomrichting van de Oosterpolder en heeft de afvoer van de smerige water van grachten naar de waar het Holenvaart waar de radmolen van het polder van Zwaag  (later Blokker) naar de zee gebracht.

De rode pijlen geven de stroomrichting aan van de afvoer van het overtollige water uit de Westerpolder via het verlaat in de Westerfriesedijk via het verlaat in de inlaagdijk van 1375 door de Scharwouderkoog en via het Scharwouderzeegat naar de zee. De Scharwouderkoog bestaat nu hoofdzakelijk uit zout water en wordt langzamerhand door de zee in bezit genomen.

Plaats van de  Noorderpoort

Knaap en Veerkamp [i], schrijven over de tweede Noorderpoort het volgende: “Ook wordt vermeld dat de Noorderpoort stond ten westen van het verlengde van de Veemarkt. Die Veemarkt heette toen: Uytermeyen”.

De uitdrukking “Uytermeyen” betekent zoveel als: “buiten de hamei”. De hamei is een zwaar houten of ijzeren valhek binnen in de poort waarmee deze kan worden gesloten. Hieruit blijkt dat er al eerder een poort heeft gestaan, anders had de naam Uytermeyen geen recht van bestaan gehad.

De eerste Noorderpoort was van hout

De eerste Noorderpoort moet dan ten zuiden van de Uytermeyen[ii] aan de overzijde van de vestinggracht, het latere Smerighorn of Turfhaven, aan de noordzijde van het Nieuw Noord, de Oude Burgwal, hebben gelegen. De plaats van de eerste houten Noorderpoort is aangegeven in kaart. Vóór deze poort lag over de  latere Turfhaven een houten valbrug. De wateren voor de poort stonden hierbij niet met elkaar in verbinding, de binnendijk ’t Noort lag er tussen. Naast de poort lag een verdedigingswerk op de binnendijk ’t Noord.

Na het plaatsen van de tweede Noorderpoort in 1427  werd de valbrug vervangen door de “Steenen brugge” waar Velius in 1481 als volgt over schrijft.

"Ook werd het gebied van de Noorderstraat waar de brand begonnen was, te weten tussen de Vrouwekerk  en de stenen brug, dat van oudsher 'Uytvermeyen' heette en als een aangenaam gebied bekend stond , lange  tijd daarna  door de burgers die het leed niet konden vergeten, alleen maar ‘de rode hel’ genoemd, wat nog zo was in de tijd van onze ouders”.


[i] Knaap en Veerkamp,1996, p.54.

[ii] De huidige Veemarkt.


De verdedigingsgracht werd snel gegraven

Tussen de al reeds bestaande houten poorten werd een verdedigingsgracht gegraven. Met de uitgegraven aarde hiervan werd aan de binnenzijde hiervan een verdedigingwal opgeworpen. Op de wal en de bestaande zeedijken werden houten wachthuisjes geplaatst. Waarschijnlijk werd aan de oostzijde van de stad de houten Oosterpoort naar buiten verplaatst zodat de nieuw gegraven verdedigingsgracht aansloot aan de poort. De Westerpoort met een verdedigingswerk staat nog op dezelfde plaats. De toegang tot de poort werd beschermd door een plankier met een valbrug over de dijksloot. Mogelijk liep de weg voor de poort dan aan de overzijde van de dijksloot. 

Waar stond de Noorderpoort

Na het aanleggen van de verdedigingswal werd het noordwestelijk deel van de stad langs de binnendijk ’t Keern -‘t Noord naar buiten uitgelegd.  Hoe was nu de situatie bij de Noorderpoort? Pas veel later in 1482 komen we iets aan de weet hoe de Noorderpoort heeft gelegen. Volgens Velius stond toen de poort iets ten oosten van het Keern. Hij beschrijft dit in dat jaar als volgt:

‘Verlaer dan voor de Stad komende achtervolgde vromelijk zyn last/ en bracht een storm of twee aen by de Noorder-poort/ op den Keerener weg/ een weynig bewesten de selve Poort'.

Vertaling [i]:

'Nadat Verlaer voor de stad gekomen was, voerde hij zijn opdracht moedig uit, en deed een of twee aanvallen bij de Noorder­poort op het Keern, iets ten westen van deze poort’.

Als we aannemen dat de situatie bij de Noorderpoort tussen 1427 en 1482 niet gewijzigd is, werd de Noorderpoort zo’n 287 meter naar het noorden, aan de oostzijde, naast de binnendijk geplaatst. 


[i] Vertaalde kroniek van: Th.Velius Kroniek van Hoorn. Bronnenreeks Hoorn deel 1 Band 1,p243.


Afb. 4. De situatie bij de Noorderpoort vóór en in 1481. 

Daar het niet exact bekend is hoe de verdedigingswerken zijn uitgevoerd, gaan we er hier van uit dat men toen  de meest gangbare methoden heeft toegepast, om de stad optimaal te kunnen verdedigen in de omgeving van de nieuw te plaatsen poort. Voor de Noorderpoort lag over de afwateringsloot een valbrug met een plankier die aansluit op de toegangweg het Keern. De ophaalbrug werd bij belegering opgehaald.

Naast de poort lag pal op de binnendijk een vestingwerk voorzien van een staketsel. Vanaf  de hoogte op het vestingwerk was een aanval op de Noorderpoort te verdedigen  met pijl en boog en het werpen van  stenen. Vanuit het binnenland ten noorden van de stad lag de Goupoortsweg (Koepoortsweg), die leidde naar de gelijknamige poort. Over de brede vestinggracht moet een vaste brug op palen met daarin een ophaalbrug hebben gelegen. Bij de uileg van de stad kwam de Vrouwen- of Noorderkerk, waarvan de bouw al vóór 1426 was begonnen, binnen de stadswallen te liggen. 

De stadsspoeling van 1420 t/m 1443

Voordat de haven werd verlegd naar het oosten en de sluiskolk bij de Roode Steen werd gedempt, werd er bij de Oosterpoort een waterafvoer met spui gemaakt. Het te lozen polderwater werd door de stadsgrachten gevoerd om bij het spui bij de Oosterpoort door de nieuw gegraven haven in zee te stromen. De stroming door de haven zal vanwege het geringe verschil tussen het polderpeil en de zeestand, weinig hebben bijgedragen aan het uitdiepen van de haven.

De beide polders na 1427 hun overtollig water door de stad afvoerden naar de zee. Voor de Westerpolder was dit maar een klein deel van het te totaal te spuien water. De zwarte pijlen geven de stroomrichting aan van het overtollige water uit de Oosterpolder bij de afvoer naar de zee.  De rode pijlen geven de stroomrichting aan van het overtollige water uit de Westerpolder naar de zee. De waterpeilen van beide polders staan ongeveer gelijk aan de gemiddelde zeestand. Dit houdt in dat er nog gedurende zes uur op een natuurlijke manier gespuid kan worden.

De scheepvaart tussen1420 t/m 1500

Door het dempen van de sluis bij de Roode Steen was hier de weg van de schepen naar de buitenhavens geblokkeerd. De nieuwe sluis die gepland was bij de Oosterpoort, liep vertraging op. Pas in 1443 werd dit werk uitgevoerd. In de periode 1420-1443 was het niet mogelijk om de schepen vanuit de stad naar de buitenhaven te schutten. Men was aangewezen op een overhaal. Deze zal op de plek hebben gelegen waar het binnen- en buitenwater het dichts bij elkaar lagen en dit was de plaats waar de nieuwe sluis was gepland bij de Oosterpoort op de kruising Zon-Slapershaven.

De schuiten met hun handel komende uit de Westerpolder konden via de overhaal bij het Smerighorn. Eenmaal aan de oostzijde van ’t Noord lag de vaarweg naar het centrum open. Verder was er een weg door de Trommelstraat via het water van het Gerritsland naar de overhaal en via deze hindernis naar de buitenhavens.

Blog: Scheepsbouw van 1450 tot de 16de eeuw.

De schuiten met hun handel komende uit de Westerpolder konden via de overhaal bij het Smerighorn. Eenmaal aan de oostzijde van ’t Noord lag de vaarweg naar het centrum open. Verder was er een weg door de Trommelstraat via het water van het Gerritsland naar de overhaal en via deze hindernis naar de buitenhavens.

Een nieuw verlaat bij de Oosterpoort

Het verlaat bij de Oosterpoort werd pas in 1443 aangelegd aan de stadszijde van de houten Oosterpoort. Akerlaken schrijft hier het volgende over: "Op Sint Laurensdag 1443 is door Gerrit Sijvertsz Dijkgraaf van West Friesland aan Pieter Olbrantsz, Jacob Gerijts en Pieter Jan Gribberez als Burgemeesters van Hoorn vergund den oosterdijk binnen de Oosterpoort op te delven en een verlaat daar inbeleggen en dat verlaat en die dijk alzoo te bezorgen, dat er van den Gemeenelande geen klagte daarover komen."

1508-1538 werd de nieuwe poort van steen (de Oude Oosterpoort) gebouwd ook met de vestinggracht met ophaalbrug vóór de Oosterpoort.

Afb. 5. Plattegrond van een mogelijke situatie bij de (houten) Oosterpoort rond 1500.

In 1937 heeft men aan het schrijven van Akerlaken nog het volgende toegevoegd: deze verlaat is geconstateerd bij het maken van een toegangskoker op de hoek van Slapershaven en Grote Oost. (d.d. 1937).

Koster [i] weet het volgende te vermelden: “Om het vuil uit de stad te kunnen verwijderen was er een opening in de dijk nodig. De dijkgraaf van West-Friesland geeft aan het stadsbestuur verlof, een verlaat (kleine schutsluis) aan te leggen in de Oosterdijk binnen de stad.  In 1464 word dit verlaat vergroot.” Koster legt hier het accent op de afvoer van vervuild water, maar de doorvoer van de scheepvaart van het binnenland naar de zee en terug was minstens even belangrijk. Bij het aanleggen van het sluis met ook een ophaalbrug geconstrueerd. 


[i] Koster,1929,p.51.


Afb. 6. De situatie in 1450 bij de sluis aan het verlaat bij de Oosterpoort. De rode gebroken lijnen zijn de  laag  springtij.

Het schotdeur zal, om het zeewater te keren uit het binnenwater, bij vloed zijn gesloten en bij eb, als de zeestand lager is dan het binnenwater, zijn geopend. Vanaf deze tijd konden de met goederen geladen scheepjes door het verlaat worden gevoerd om naast de grote zeeschepen in de Nieuwe Haven (latere Appelhaven) af te meren en hun goederen te lossen. Het spui van 1420, dat tussen het water van het Gerritsland en de Nieuwe Haven lag, was met het aanleggen van dit verlaat overbodig geworden, men kon immers ook spuien door het nieuwe verlaat.

Het meeste profijt kon worden verkregen bij het spuien tijdens springtij. De waterstroom, die liep door de grachten en riolen en de nieuwe haven (Appelhaven) naar de zee, was dan op zijn sterkst. Dit gaf een schurende werking in de riolen en hield de havens op diepte. Het spuien gebeurde door de in 1420 aangebrachte spui bij de Oosterpoort. 

Om te voorkomen dat er tijdens eb te veel polderwater werd gespuid en tijdens vloed de instroming van het zoute water moest worden voorkomen, zal er in de spui een tweetal kleppen of deuren zijn aangebracht waarmee dit kon worden geregeld. In 1443 werd naast dit spui aan de binnenzijde van de Oosterpoort een verlaat aangebracht die de spuifunctie kon overnemen.

Ligging van de overwelfde grachten

In 1464 werden de grachten rond de Grote Kerk overwelfd met uitzondering van het zuidelijk deel tussen de Gouw en de Warmoesstraat. Dit deel was open gelaten voor de afvoer van het vuile stadswater en de scheepvaart naar het verlaat aan de Oosterpoort.

Afb.7. De ligging van de eerste overwelfde grachten rond het Kerkplein van de Grote Kerk in 1464. Het bovenste deel geeft een beeld van boven gezien van de Gouw- Turfhaven- Kerkplein. Het onderste deel is de dwarsdoorsnede van de Gouw tot de Kerkstraat. De ligging van de riolen werd bepaald door de polderwaterstand in de grachten. Bij gemiddelde getijden is het laagwater in de wateren de Gouw, Turfhaven en riolen niet mogelijk om door te spoelen, dat kan alleen bij de hoge springtijden.

Het zal duidelijk zijn dat deze weg expres zo gekozen is om met de handelswaar zo dicht mogelijk langs de waag op de Roode Steen te kunnen varen. Hier werden de verkochte handelswaren gewogen en het waaggeld afgedragen, waarna de schepen konden doorvaren naar de grote zeeschepen in de buitenhavens.

Voor het bestuderen van de werking van het spoelsysteem in de loop der jaren is het belangrijk de ligging van het riool te weten. Met behulp van de gegevens uit grafiek was het mogelijk om de diepteligging van het eerste rioolsysteem in de stad vast te leggen. Deze werd namelijk bepaald door het waterpeil in de grachten rond de Grote Kerk in het jaar 1464 toen deze overwelfd werden.

De grachten stonden toen via de Gouw in directe verbinding met het water van de Oosterpolder. Aangenomen is dat het rioolgewelf zodanig diep werd gelegd dat het polderwater in het riool ongeveer voor 90% het gewelf heeft gevuld. Bij verdere uitbreidingen van de overwelvingen van het rioolsysteem nemen we aan dat deze op dezelfde hoogte zijn aangelegd als dit riool. De inwendige afmetingen zijn bepaald op ca 1,80 meter hoog en ca 1,36 breed. Het riool lag ongeveer 75 cm onder de bestrating [i], dit is als een minimum waarde aangenomen.


[i] De proporties van het gewelf zijn verkregen uit een foto van de Archeologische Dienst Hoorn van het geopende riool van het Gerritsland.


Kaart 3. Kaart van Deventer gewijzigd naar de veronderstelde situatie in 1492. De situatie is geschetst vlak voor de vervanging in 1502 van de houten Noorder- en Westerpoort door stenen poorten. Op de binnendijk staat een fort met op een rondeel en sluit de toegangsweg af. Voor de Noorderpoort, aan de westzijde van het fort, ligt een gracht met daarin een waterkering in de vorm van een stenen beer. Over de beer ligt een valbrug die toegang geeft toegang tot de stad.

De licht gekleurde waterlopen staan in verbinding met de Oosterpolder. De donker gekleurde staan in verbinding met de Westerpolder. Na 1443 konden de scheepjes met hun lading door het verlaat geschut worden naar de buitenhavens (Appelhaven -Nieuwendam). Aan de westzijde is de Scharwouderkoog nagenoeg verdwenen. Het verlaat aan de Kuil ligt nu direct aan de zee en is een kwetsbare plek in de Westerdijk geworden. De rode stippellijnen  geven de overwelfde grachten aan. De zwarte pijlen geven de stroomrichting aan van het Oosterpolderwater, de rode pijlen de stroomrichting van het Westerpolderwater naar de zee.

Zout uit Frankrijk

In 1427 werd een vloot van acht Noordhollandse schepen, waarvan vier uit Hoorn en vier uit Amsterdam, bezoeken de baai van Bourgneuf om baaizout te halen, het zout wordt gebruikt voor het zouten van de haring. [i]

Fort bij de Noorderpoort aangelegd

In 1482 werd Hoorn door de stadhouder Joost de Lalaing en zijn leger ingenomen. Na de verovering en plundering van de stad werd er op de plaats van de Noorderpoort een vesting gebouwd om de poorters en de Westfriezen onder bedwang te houden.

Velius schrijft in dat jaar hierover het volgende:[ii]

‘Na deze verovering werd in Hoorn op s'lands kosten een nieuw fort gemaakt op de plaats waar toen de Noor­derpoort stond. Het werd aan de buitenkant rondom met een dikke muur opge­trok­ken, aan de binnenkant met aarde tegen de muur opgevuld, met twee sterke torens. Men verplaatstemeteen de Noorderpoort, die toen slechts van hout was, en bouwde deze op een kleine steenworp afstand ten westen van dat fort.

Afb. 8. De situatie bij de Noorderpoort van 1482 tot 1502. De Noorderpoort wordt verdedigd door het fort met de twee sterke gevechtstorens. Aan de westzijde staat de nieuwe poort van steen [iii].

Het fort, een soort dwangburgt om de Westfriezen in toom te houden, heeft maar kort bestaan want in 1491 werd het met de grond gelijk gemaakt.


[i] Pieter Koster, Hoorn in de Middeleeuwen.

[ii] Vertaalde kroniek van: Th.Velius Kroniek van Hoorn. Bronnenreeks Hoorn deel 1 Band

1,p248-9.

[iii] Feyken Rijp bij 1482.


Grote sterfte door de pest

Hier volgde in 1493 een zeer ernstige pestepidemie, die in Hoorn zo’n vijftienhonderd mensen het leven kostte.

(De pestepidemie is gekomen bij warmweer door de vlooien van ratten en muizen die in de huisden in de smerige grachten en riolen.)

16e eeuw I

 

28 maart 2023

Blog

Westfries Museum nieuwe aanwinsten

Meer

Onthulling naam schip Willem Barentsz

Meer

De replica VOC-schip Duyfken is weer in de vaart

Meer

Scheepstypen in de 19de eeuw II

Meer

Scheepstypen in de 16de eeuw III

Meer

Meer nieuws

Contactgegevens

ZuiderZeeHoorn.nl - Henk van Woesik
Tel.

Deel deze pagina

Contact


  • ZuiderZeeHoorn.nl - Henk van Woesik
  • woesvanh@gmail.com

Zoeken


Copyright 2023 - ZuiderZeeHoorn.nl - Henk van Woesik
Inloggen | Sitehand - Professionele vormgeving | Ziber - Responsive of Adaptive?