Op Kerstavond 1593 lagen honderden schepen op de Koopvaarders Rede in een zware storm. Enkele schepen sloegen van het anker en namen een veertigtal andere schepen mee in hun ondergang. Ruim duizenden zeelieden kwamen om. Eén van de vergane schepen had net een lading graan uit Polen in Amsterdam of naar de Zuid-Europa afgeleverd.
Grootschip
De bouwvolgorde was in de Hollandse traditie wezenlijk anders dan bij de spantenbouw, zoals duidelijk aan het licht kwam bij het vinden en onderzoeken van het wrak in het Scheurrak SO1, een groot vrachtschip, genoemd naar zijn vindplaats in de Waddenzee. Het moet rond 1580 in West-Friesland zijn gebouwd en is in 1593 vergaan. Het was geladen met graan en had onder anderen twee Hoornse opvarenden aan boord.
Deel van het wrak van een graanschip dat in 1593 verging. Van het getoonde deel is de wegering (1) (binnenhuid) verwijderd. Duidelijk is te zien dat de spanten (2) bestaan uit losse onderdelen van verschillende vormen en afmetingen. Buitenhuid, spanten en wegering waren door en door verbonden met houten nagels. (Bron NISA)
(1)Wegering. Bij houten schepen de langsscheepse verstevigingsbalk met inkepingen waarmee het spantwerk wordt verbonden, maar ook de langsscheepse aftimmering van het ruim met planken.
(2)Spanten. In de rompdoorsnedevorm uit delen opgebouwde ribben, die tezamen met binnen- en buitenkiel.
Bij dit schip vonden de onderzoekers geen spoor van vaste verhoudingen, noch een duidelijk patroon of vooraf aangebrachte inkervingen. De spanten vertoonden geen uit meetkundig vastgestelde opbouw. Alle nadruk lag op een vloeiend verloop van de lijnen van de romp.
Dit bood de scheepsbouwers van het Noorderkwartier meer vrijheid in vormgeving en materiaalgebruik. Het ter plaatse vormgeven van een schip zonder vooropgezet plan vereiste weliswaar minder theoretische kennis, maar meer praktische deskundigheid en creativiteit van de bouwers.
Zeemansgraf
Aan boord van dit schip waren Cornelis Claeszn. van Blokdijk, 23 jaar oud en bosschieter (kanonnier), en Timen Martenszn uit Hoorn. Van beiden zijn voorwerpen gevonden met een boodschap uit het verleden: van Cornelis een prachtig gesneden lontstok met spreuk en van Timen een mesheft met inscriptie.
Inscriptie op de lontstok van Cornelis Claesz uit Blokdijk. Een wijze boodschap uit het verleden:
Wijze boodschap uit het verleden:
Die avent en die muierghen zyn niet even goet
Den morgh moet sorghen dat den avent niet en doet
Voude den avent sorghen als die morghen doet
Daer sonder menigh ryen die nu gaen tefoet*
By my cornelis clasoon van block dick
Ffff anno 1590.
( De avond en de morgen zijn niet even goed
De morgen moet zorgen voor wat de avond niet doet
Zou de avond zorgen voor wat de morgen doet
Dan zou menigeen rijden die nu gaat te voet*
Door mij, Cornelis Claaszoon van Blokdijk gemaakt Anno 1590.)
*Als je ’s avonds zou werken zoals je in de morgen doet dan zou je het je kunnen veroorloven om in een rijtuig te rijden in plaats van te lopen.
Inscriptie op het mesheft van Timen Martensz uit Hoorn uit 16e eeuw: *ENGEF*EN*GWCM / MYN* EERSKEN*RIV /*ICK*AEPKEN*ROW.
Alleen het laatste is te vertalen als: ‘ik ruw aapje’ of ‘ik ruwe scheepsjongen’. (Bron: NISA).
Maria Tesselschade
Marritgen Tesselscha(de) Roemersdr. Visscher werd in 1594 geboren als dochter van graanhandelaar en assuradeur Roemer Visscher woonachtig aan de Gelderse Kade te Amsterdam. Op Kerstavond 1593 vergingen meer dan 40 volgeladen koopvaardijschepen tijdens een hevige storm voor het eiland Texel. Visscher verloor hiermee weliswaar een deel van zijn aardse vermogen maar niet zijn vertrouwen en dankbaarheid voor de geboorte van zijn jongste, gezonde dochter. Tesselscha zou dankzij haar naam, dit levensmotto van haar vader nooit vergeten.