Door de grote onrust en beeldenstorm die in Holland heerste werd door koning Philips II van Spanje de beruchte krijgsheer Alva naar Holland gezonden. Hij was door de koning benoemd als legerbevelhebber van het Spaanse leger in Holland en zou “dat landje met een volk van boter” wel even klein krijgen had hij gezegd bij zijn aanstelling. Toen hij in 1567 in Holland arriveerde werd hij aangesteld als landvoogd. Koning Philips II had inmiddels Maximiliaan de Hennin, graaf van Bossu, benoemd als stadhouder van Holland, Utrecht en Zeeland.
Koning Filips II gaf een opdracht aan Alva op een kerkelijke rechtbank op te zetten, die controle moest uitvoeren of de naleving van de ettelijke plakkaten die bijna dagelijks werden afgekondigd en het uitvoeren van controle op kerkelijke aangelegenheden. Alva was voorzitter van deze raad.
Door het instelling van het nieuwe belastingstelsel de zogenaamde tiende, penning, was de boot aan, er ontstond een revolte tegen het Spaanse bewind.
Hoorn was in de ogen van het Spaanse bewind politiek onbetrouwbaar. Alva dreigde met het onderbrengen van een Spaans legioen in de stad en er was sprake van een strenge politieke controle. De geuzenvloot, onder bevel
Willem II van der Marck Lumeywas om politiek redenen uit Engeland gezet, zwierf rond op zee en maakte zich op om de Zuiderzeesteden te bezetten. Door storm en tegenwind verdaagde de vloot naar het zuiden. Hier werd bij verrassing De Brielle ingenomen. Na meerdere steden te hebben bevrijd, zeilden de geuzen nu richting Zuiderzee met het doel in het noorden een Oranjegezind bolwerk op te richten. Het toch al prinsgezinde Enkhuizen was het doel, hier werden de Watergeuzen zonder slag of stoot binnen gelaten. Enkhuizen werd de eerste bevrijde stad in het Noorderkwartier. Kort daarop schaarde Medemblik zich ook achter de prins.
De prins benoemde Diederik Sonoytot gouverneur en aanvoerder van de watergeuzen over het Noorderkwartier.
Nu was Hoorn aan de beurt
Mede door de Spaangetrouwe burgemeesters en de angst om de enorme represailles die de stad zou krijgen bij mislukking van de opstand, twijfelde Hoorn nog sterk. Maar door de druk die de burgers uitoefenden op de stadsregering vooral toen de Enkhuizers voor de Oosterpoort waren verschenen, besloten de burgers van Hoorn zich achter Oranje te scharen, ze opende de poort. De burgemeesters van de stad vluchtten de stad uit. Bossu, het Spaanse leger en de Spaansgezinde regering het “Hof van Holland”, hadden zich inmiddels in Amsterdam gevestigd, vanuit hier werden aanvallen beraamd op het Noorderkwartier.
Ondertussen waren alle steden ten noorden van Amsterdam geus geworden. Rond Amsterdam werden schansen opgeworpen en een blokkade gelegd in het IJ. De Spaansgezinden gingen tot de aanval over, Haarlem was het eerste doel, de stad werd belegerd en heroverd.
Daarna was Alkmaar aan de beurt, de stad werd belegerd maar hield stand. De dreiging voor Hoorn werd groot, men bereidde zich voor op de slag.
Inmiddels had Bossu in Amsterdam een grote vloot toegerust om over zee het Noorderkwartier aan te vallen. Na een hevig offensief moesten de schansen rond Amsterdamworden opgegeven waarbij veel geschut en kruit verloren ging. In verband met het dreigende gevaar over zee maar ook over land, werd in Hoorn krachtige maatregelen getroffen. In De Oosterkerk werd een geschutsgieterij ingericht. In en rond de stad werden inzamelingen gehouden om de stads-kanonnengieter Hendrik Trier van kanonnenspijs (brons = legering van koper en tin) te voorzien. Kandelaren, koperen hekken en kroonluchters uit de Grote Kerk en allerlei messing artikelen van de burgers werden ingezameld hiervoor. Met grote spoed werden er schepen geconfisqueerd en bewapend tot zover dat mogelijk was. Na zeer korte tijd was de vloot, bestaande uit vele kleine en slecht bewapende schepen, gereed.