Dit artikel is ontstaan n.a.v. iets wat ik las in hoofdstuk 4 van het boek 'T Wees Huys in Hoorn, Bouwhistorische Reeks Hoorn - deel 13. Het betreft de massahysterie of weeskinderenpassie, zoals beschreven onder het kopje Weeskinderen “gillende, huylende en blaffende als honden” op blz. 191 van het boek. Deze weeskinderenpassie, zoals deze toen werd genoemd, kwam ook in weeshuizen elders in het land op grote schaal voor. Dokters en medici stonden voor een raadsel en men kon niets anders bedenken dan dat de kinderen onderhevig waren aan massahysterie. De werkelijke oorzaak van deze pijnlijke stuiptrekkingen die de arme kinderen moesten ondergaan, werd nooit gevonden. In dit artikel wordt onder andere uit de doeken gedaan wat de oorzaak van deze afschuwelijke gebeurtenissen is geweest.
Samenvatting:
Graan van de Baltische Landen
De hebben vanaf de Middeleeuwen tot de 19e eeuw enorme hoeveelheden graan van de Baltische landen verscheept naar Europa.
De grootleverancier Polen was de graanschuur van Europa. Na de 19e eeuw werd het graan bestemd voor de Nederlanden betrokken uit de provincie Groningen. Door monsters van de graanlading van gezonken graanschepen en het onderzoek aan beerputten kon worden aangetoond dat bepaalde graansoorten zeer giftige zaden bevatten, die het dagelijkse brood ongeschikt maakten voor consumptie. De ziekten en sterfte die daar het gevolg van waren, hebben in het verleden een catastrofale invloed gehad op een groot deel van de bewoners van Europa.
Het dure tarwe was voor de rijken
Het graan hiervan werd geschoond en gemalen voor het dure witbrood. In het meel zaten weinig of geen giftige zaden meer. Het brood voor de armen en boeren werd van het inferieure graan gemaakt waaronder rogge en gerst. Rogge bevatte de meeste bolderikzaden en moederkoorn. Het graan werd ongezuiverd gemalen tot vergiftig meel. De ziekte die daar uit voortvloeide werd daarom de boerenziekte of armeluisziekte genoemd en schimmel (sclerotium).
Deze schimmel groeit mee in de aren van de granen van het koren. Als moederkoorn volgroeid is valt het op de grond waar het overwintert. In de lente worden de sporen van de schimmel gevormd. De wind verspreidt de sporen en gaan zich nestelen op de stempels van de bloemen van het nieuwe opgroeiende graan waar het mee groeit met de korenaren. Het uiterst giftige moederkoorn kwam vooral voor in het rogge en tarwe en minder op haver en gerst.
De medici konden de diagnose niet stellen
De schokkende massale pijnlijke gebeurtenissen met de kinderen van de weeshuizen, die de weeskinderenpassie werd genoemd, is veroorzaakt door de vergiftiging van het dagelijks brood met bolderik. De medici konden deze diagnose niet stellen, waardoor bij vele zieken of doden de diagnose cholera, tyfus of pest werd gesteld. Gebeurtenissen als de heksenvervolgingen, de overvallen van de Middeleeuwse Zwarte Hoop van Grote Pier, de martelingen en terechtstellingen van de Inquisitie, de Beeldenstormen en vele andere gebeurtenissen die gepaard gingen met geweld, zijn mogelijk beïnvloed door het consumeren van vergiftigde meelproducten. Ook kunnen verschijningen met een religieus karakter het gevolg zijn geweest van acute, hallucinatoire paranoia veroorzaakt door deze broodvergiftiging.
Landbouwtechnieken
Door een betere landbouwtechnieken, het zuiveren van het graanzaad en het schonen van het graan zijn de bolderik en het moederkoorn langzamerhand verdwenen uit de graanakkers. Parallel lopend hiermee zijn de verschijningen met een religieus karakter ook langzamerhand verdwenen. Er komen geen massale gevallen van stuiptrekkende kinderen meer voor en de levensverwachting is sterk gestegen. Het dagelijkse brood is uiteindelijk gezond geworden.
Bewijs van consumptie van bolderikvergiftiging
Door het volgen van het met bolderik vervuilde graan van de leveranciers via het transport per schepen en het onderzoek van de etensresten in de menselijke uitwerpselen van een aantal beerputten was het mogelijk te bewijzen dat de meelproducten, in wisselende sterkte, met bolderik vergiftigd waren. Tevens komen de ziekten, zoals die zich openbaarden na de consumptie van met bolderik vergiftigde meelspijzen, overeen met de bekende reacties op bolderikvergiftigingen.
De behoefte aan graan voor het dagelijks brood is altijd van levensbelang geweest. In de Middeleeuwen, waarin het graan nauwelijks op de natte gronden kon gedijen, waren de Hollandse schippers genoodzaakt met hun koggen, hulken en later de fluitschepen het graan uit de Baltische landen te halen. Het grootste deel van het graantransport werd door Polen geleverd.w werd Amsterdam de stapelplaats van het graan voor Europa. Hier werd het graan opgeslagen, op de markt gebracht en gedistribueerd.
Gdank (Danzig). Het graat gebouw is een kraan voor het graan in
schepen te laden.
Het graan werd in grote hoeveelheden door de Hollandse reders verscheept naar de landen in Zuid-Europa waar dikwijls hongersnood heerste. Aan het einde van de 16e eeuw had de handel zulke grote proporties aangenomen dat er voor de Zeven Verenigde Provinciën een bloeitijd was aangebroken. De Gouden Eeuw was begonnen.
De Gouden Eeuw duurde tot half 17e eeuw. Het graantransport uit de Baltische landen bleef echter doorgaan tot de 19e eeuw.
Voor de Nederlanden is de graanhandel met de Oostzeelanden zo belangrijk geweest dat deze later als de moedernegotie werd bestempeld, Holland werd rijk.
Groningen graag leverancier.
In de 19e eeuw werd de provincie Groningen voor het binnenland de grootse leverancier van het graan.
Graanvervuiling
Een rogge-aar die door moederkoorn is aangetast.
Een rogge-aar die door moederkoorn is aangetast. De donkergekleurde kokertjes ( sclerotium ) zijn het moederkoorn. De naam moederkoorn, ook wel is afkomstig van een aftreksel van de giftige schimmel die gebruikt werd door de vroedvrouwen om weeën op gang te brengen bij de bevalling.
Veel leed onder de mensen.
Het gigantische graantransport naar de Nederlanden en Zuid-Europa heeft wel de honger gestild van het volk maar heeft, zonder dat men het wist, ook enorme veel leed onder de mensen teweeg gebracht.
Vervuiling.
Het graan zoals tarwe (Triticum aestivum), gerst (Hordeum vulgare) en rogge (Secale cereale), dat uit het binnenland van Polen kwam, was vervuild door een groot aantal onkruiden waaronder de uiterst giftige zaad van de bolderik (Agrostemma githago ) en de door de schimmel moederkoorn (Claviceps purpurea) aangetaste graankorrels.
Het scheiden van het kaf van het koren gebeurde door het vuile graan te zeven in de wind. Het lichte kaf (o.a. de doppen van de graankorrels) werd weggeblazen en de zwaardere graankorrels vielen door de zeef. De zaden van de bolderik, die iets kleiner zijn dan de graankorrels, waren op deze manier niet te scheiden van het graan.
Zaden en Schimmel.
Het graan, vervuild door een vrij hoog gehalte aan uiterst giftige zaden of schimmels, werd in Nederland en naar de diverse landen in Europa getransporteerd. Bolderik en moederkoorn waren in de 19e eeuw bekende en beruchte onkruiden van de graanvelden.
Schonen.
De door moederkoorn aangetaste graankorrels waren duidelijk herkenbaar, maar daar ze niet schadelijk werden geacht werden ze bij het schonen van het graan er niet uitgehaald. Het vervuilde graan werd gemalen tot meel en gebakken tot brood of ander producten. De bolderik zaden werden door het malen nog giftiger en het bakken had nauwelijks invloed op de mate van vergiftiging.
Catastrofale gebeurtenissen.
Het besmette meel dat voor de consumptie werd gebruikt zoals brood, meelpap of meelballen, heeft in het verleden een groot aantal catastrofale gebeurtenissen veroorzaakt, waarvan de oorzaak tot op heden niet was te achterhalen. Vooral het vreemde gedrag van meerdere mensen in een kort tijdsbestek is duidelijk terug te brengen tot een voedselvergiftiging van het dagelijks brood.
Reinigen met cultuurmethoden.
Door verbeterde cultuurmethoden en reiniging van granen is de vergiftiging met moederkoorn en bolderik na verloop van jaren nagenoeg verdwenen de vergiftiging met moederkoorn en bolderik na verloop van jaren nagenoeg volledig.
Oogst, transport en graanopslag
De mate van vervuiling van het graan door giftige zaden wordt bepaald door de grondsoort van de akker waarop het graan is gegroeid en de tijd van het oogsten. Het vervuilde graan, afkomstig van diverse leveranciers, werd in bulk in de scheepsruimen gestort waarbij de diverse graansoorten wel van elkaar werden gescheiden. In de bestemde havens werd het graan in zakken geschept en naar deopslagplaatsen getransporteerd. Van daaruit werd het naar de afnemers vervoerd.
In verband met de mogelijkheid van een crisis, vijandelijke bezetting van de steden of door de bezetting van de Sont, werden in de graanpakhuizen van de steden grote buffervoorraden graan opgeslagen. Dit gebeurde meestal op een zolder van een gebouw waarvan de zoldervloer met zware balken werd gesteund. In Hoorn was dit mogelijk op de zolder van het Sint Jansgasthuis. Door de verschillen in de plaats en de tijd van het oogsten, het transport en de opslag van het graan, kon de mate van vergiftiging van het graan sterk wisselen.
Rijk en Armen
Het dure tarwe was voor de rijken. De korrels hiervan werd geschoond en gemalen voor het dure witbrood. In het meel zaten weinig of geen giftige zaden meer.
Het brood voor de armen en boeren werd van het inferieure graan gemaakt waaronder rogge en gerst. Rogge bevatte de meeste bolderikzaden en moederkoorn. Het graan werd ongezuiverd gemalen tot vergiftig meel. De ziekte die daar uit voortvloeide werd daarom de boerenziekte of armeluisziekte genoemd.
Het moederkoorn (Clavicepts purpurea )
Het moederkoorn is geen zaadje meer een schimmel (sclerotium). Deze schimmel groeit mee in de aren van de granen van het koren.
Het ontspruiten van de sporen van het sclerotium in de lente.
Als moederkoorn volgroeid is valt het op de grond waar het overwintert. In de lente worden de sporen van de schimmel gevormd. De wind verspreidt de sporen en gaan zich nestelen op de stempels van de bloemen van het nieuwe opgroeiende graan waar het mee groeit met de korenaren. Het uiterst giftige moederkoorn kwam vooral voor in het rogge en tarwe en minder op haver en gerst.
Op advies van de landbouwers die beweerden dat de zwarte kokertjes, de "hanensporen" zoals ze werden genoemd, onschadelijk waren, bleef het moederkoorn bij het schonen van het koren in het graan zitten waarna dat door de molenaar tot meel werd gemalen.
Jeroen Bosch heeft een slachtoffer van het moederkoorn vereeuwigd.
De zwarte benen zijn aan het afsterven.
Tijdens het bakken van het brood nam de kracht van de vergiftiging enigszins af. Toch leidde een moederkoornvergiftiging tot ernstige massale epidemische uitstervingen van bevolkingen van dorpen en steden.
De vergiftiging door het moederkoorn werd de ziekte het "Heilige Vuur", "Sint-Antoniusvuur " of "Kriebelziekte" genoemd. In de late 17e eeuw vond de Franse arts Dr. Thuillier het verband tussen het met schimmel aangetaste graan en deze ziekte. Pas in de 19e eeuw werd het verband van Dr. Thuillier als juist aangenomen.
De vergiftiging door moederkoorn
Het met moederkoorn vergiftigde graan zal vele mensen en dieren, vooral paarden, het leven hebben gekost. De sterk werkende stoffen zijn de giftige alkaloïden in de zwarte kokertjes. De vergiftiging hiermee leidt tot de ziekte Ergotisme met als symptomen: jeuk aan de ledematen, diarree, duizeligheid, grote pupillen, spierkrampen en afsterven van hand- en voetweefsel en hallucinaties en krankzinnigheid met als einde de dood.
Pieter Breughel heeft een aantal slachtoffers vereeuwigd
met afgestorven en geamputeerde ladematen.
Het hallucinatoire of paranoia verloop gaat als volgt: plotseling optredende ziekelijke achterdocht, die gepaard gaat met het zien van waanbeelden en het horen van stemmen, een op epilepsie gelijkende crisis met hierbij vlagen van opwinding, krankzinnigheid en verschrikkelijke hallucinaties, veelal van spirituele of religieuze aard.
De werking van de giftige stoffen in het moederkoorn is verwant aan die van LSD.
Gevolgen van moederkoornvergiftiging
De krankzinnigheid en de hallucinaties zijn vaak van spirituele of religieuze aard, zoals de verschijningen die werden waargenomen. Voorbeelden hiervan in Nederland en in heel Europa zijn toe te schrijven aan vergiftiging met moederkoorn.
Men geloofde in de duivel en hekserij en de diagnose vanhet
gedrag was al gauw bezetenheid van hekserij en toverij. Een
krankzinnig geworden vrouw werd als heks vervolgd.
Als we verder in de kronieken van Hoorn zoeken dan is er een gebeurtenis die duidelijk verwijst naar de moederkoornvergiftiging. Op een dag in het jaar 1426: "Claes Molenaer en zijn vrouw hadden, in de nacht uit het raam van de molen kijkend, een Lieve Vrouwenbeeld boven het huis van Claes Doedensz. in de lucht zien hangen...." .
Op deze plaats werd de Noorderkerk of Lieve Vrouwenkerk gebouwd. Toen de kerk bijna gereed was kwam een schipper met een Mariabeeld in de haven. "...Toen hij de volgende dag weg voer, werd hij (ofwel door storm en zeer slecht weer of doordat hij tegenwind had) gedwongen zijn reis uit te stellenen weer de haven binnen te lopen. Dit gebeurde hem tot twee- of driemaal toe. Ten slotte werd dit bekend bij de bevolking en zo ook de molenaar. Hij ging er heen en toen hij het beeld bekekenhad, zei hij direct dat het precies hetzelfde beeld was dat hij in de lucht gezien had. Hierna kochten de buren het en werd het op het hoogaltaar geplaatst. Men zij dat het daar naderhand bij verscheidene mirakelen licht verspreid had.''
De verschijning van Maria aan Claes Molenaer en zijn vrouw, zoals Velius in zijn kroniek beschrijft, kan het gevolg zijn geweest van hallucinaties, opgewekt door moederkoornvergiftiging van het brood. Velius zelf schrijft bij dit gebeuren het volgende "Van dit verhaal mag iedereen geloven wat hij wil; wij vertellen het op gezag van degenen die op deze manier voor ons opgeschreven hebben."
In 1759 wordt een plotseling krankzinnig wordende man het volgende vermeldt:"indit jaar nog uitvoerig de razernij van eenen timmermans-knecht, Harmen, die een kind van zijn buurman, van hetwelk hij altijd veel had gehouden, in tegenwoordigheid van deszelfs moeder, aangreep, met het hoofd tegen de grond stiet, en het vervolgens, in bijzijn van verscheidene menschen, op straat den hals afsneed." (Abbing,Centen). Deze twee voorbeelden zijn geschreven in de kronieken van Hoorn. Er zullen er in de steden van Nederland en Europa veel meer van deze soort gebeurtenissen zijn geweest.
Zaden van de Bolderik
De bolderik(Agrostemma githago).
De bolderik die op löss en zandige klei groeit heeft veel oude namen zoals: zwijnsoren, schaapsoren, ezelsoren (vanwege de vorm van de bladeren)- Christusoog, Godsoog, schoonoog, akkervlam, steekneusken (vanwege de vorm van de bloem), bolderkruid, muggenbloem en orgelbloem. De Engelse naam is: Corn Cockle. Alle delen van de bolderikplant zijn uiterst giftig.
De zaden van de bolderik bevatten een grote hoeveelheid saponinen. Deze stoffen werken prikkelend op de slijmvliezen en zijn ontsteking verwekkend. Ze hebben tevens een verlammende werking op het centraal zenuwstelsel. Een gehalte van ca. 5% of meer van de bolderikzaden in het graan of in het tot meel gemalen graan of de gebakken producten daarvan, heeft de dood tot gevolg. Ook een lagere dosis kan door cumulatie, d.i. ophoping van giftige saponinen in het lichaam, in de loop der tijd tot een vroege dood leiden. De saponinen kunnen eveneens een oplossing van de rode bloedcellen veroorzaken. Verder worden nog de volgende verschijnselen genoemd: Intense irritatie van het maagdarmkanaal, braken, hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid, diarree, warme huid, scherpe pijn in de rug, moeilijke beweging, moeilijke ademhaling en depressie. De zieke kan in coma geraken, wat kan worden gevolgd door de dood.
In de 19e eeuw was het al bekend dat de bolderik tussen het graan een gevreesd onkruid was. Een boer die de bolderik toen tussen zijn gewas had staan werd aangeklaagd wegens nalatigheid. De vervuiling van graan door akkerkruiden is in de loop der jaren sterk verminderd door het zuiveren van het zaad en het toepassen van betere landbouwtechnieken zoals de chemische bestrijdingsmiddelen die worden gebruikt om onkruid te bestrijden (herbiciden). Tegenwoordig komen de akkerbloemen zoals bolderik, klaproos en korenbloem praktisch niet meer voor op de graanakkers.
Gebeurtenissen bij bolderikvergiftiging
Duidelijke voorbeelden van vergiftiging door bolderikzaden zijn de grote massale drama's die plaats hebben gevonden bij de kinderen in de weeshuizen in de steden.
Zo'n gebeurtenis in Hoorn is uitgebreid beschreven in boek "t Wees Huys in Hoorn" (2009). Hierin wordt een uitgebreide beschrijving gewijd aan de in 1674 meerdermalen uitgebroken massahysterie onder de weeskinderen, waarbij de vele kinderen tegelijk begonnen te gillen, huilen en blaffen als honden. Men noemde toen deze toch wel langdurende massahysterie 'de weeskinderenpassie'.
De zaadvan een bolderik(Agrostemma githago).
De zeer pijnlijke stuipentrekkingen, die de weeskinderen en de kinderen van de armen moesten ondergaan, werden als een straf van God gezien omdat ze van een onzedige soort afkomstig waren en de gebeden niet hadden gedaan. Zelfs met bedreigingen naar de toch al lijdende kinderen probeerde men deze weer in het gareel te krijgen.
De geleerden stonden voor een raadsel en zochten de oorzaak van zo'n passie in allerlei richtingen, maar ze konden geen oplossing vinden. In het genoemde gedeelte van het boek komen nog drie belangrijke gegevens naar voren die toen hadden kunnen leiden naar de oorzaak van de weeskinderenpassie. Het was al bekend dat:
. bij het overplaatsen van een kind naar een gezin het gedrag van het kind plotseling veranderde en de passie verdween.
. de passie onder arme kinderen veel meer voorkwam dan bij de rijkere kinderen.
. de passie openbaarde zich bij vele kinderen tegelijk.
Kennelijk had men meer de neiging om het in de richting van de religie te zoeken. De schokkende gebeurtenissen van de massahysterie, die ook in andere steden voorkwamen, werden veroorzaakt door de bolderikvergiftiging van het brood.
Er zijn aan het einde van de vorige eeuw nog onderzoeken gedaan naar een verklaring van dit fenomeen. Steendijk-Kuypers (1982) wees ondermeer op hyperventilatie tengevolge van een slechte conditie, veroorzaakt door minimale voeding. Baltus (1982) verwees naar het bier dat vergiftigd was met allerlei kruiden waaronder het sterk hallucinogene bilzenkruid. Het is merkwaardig dat er tot op heden niemand op het idee is gekomen dat het consumeren van meelproducten, zoals bij de broodmaaltijden, de voor de hand liggende oorzaak van de massale vergiftiging zou kunnen zijn.
De bewijzen van vergiftiging door moederkoorn
Het bewijs van het verband tussen het door moederkoorn vergiftigde graan en de daaruit voortkomende ziekten werd al in de 17e eeuw door de Franse arts Dr. Thuillie aangegeven.
De bewijzen van vergiftiging door bolderikzaden
Het verband tussen bolderikvergiftiging en de daaruit voortkomende ziekten kan wordt aangetoond door het onderzoeken van de vervuiling van het graan met bolderikzaden en de door mensen gegeten meelproducten hiervan.
De onkruidverspreiding in de Baltische landen.
Onderzoek van de lading van een graanschip
Een bewijs hiervan wordt geleverd door het onderzoek van de lading van een graanschip dat op Kerstavond van 1593 is vergaan op de Koopvaardersrede van Texel. Het wrak, dat bekend staat als het wrak Scheurrak SO1, was van het type hulk, een mogelijke voorganger van het fluitschip. Van dit schip is door het toenmalige NISA tegenwoordighet RACM te Lelystad, een archeologisch onderzoek aan de lading graan gedaan.
Met behulp van de kaart van de verspreiding van onkruid in Europa is vastgesteld dat de graanlading uit de zuidelijke Baltische landen of uiterst waarschijnlijk uit Polen afkomstig was. In de graanmonsters van de lading van het wrak kwam onder de 10 á 20 soorten onkruidzaden de zeer giftige bolderikzaden het meeste voor in een hoeveelheid van 5% van de inhoud van de monsters. Zo'n grote hoeveelheid is ongetwijfeld dodelijk.
De beerputonderzoeken
Er zijn de laatste tijd veel onderzoeken geweest naar de eetgewoonten van vroeger. Zo'n onderzoek wordt door archeologen uitgevoerd aan de verteerde menselijke uitwerpselen in de oude beerputten van de steden. In diverse beerputten van de 14e t/m 18e eeuw zijn grote hoeveelheden van de bolderikzaden en fragmenten daarvan (meegemalen met het graan) aangetroffen.
Auteur:Henk van Woesik.
Bronnen:
Geraadpleegde :
Goud uit Graan, Nederland en het Oostzeegebied 1600-1850, red. Remmeld Daalder, Waanders Uitgevers.
T Wees Huys in Hoorn, Geschiedenis van het Mariaklooster, Burgerweeshuis en Protestants Weeshuis, Bouwhistorische Reeks Hoorn - deel 13, Jos van der Lee, Christiaan Schrickx, Boudewijn van Langen.
Vertaalde Kroniek van Hoorn, Band 1 en 2 1316-1559, Th. Velius.
Marcel De Cleene. Gids risicoplanten: Giftige tuin-, kamer-en wilde planten in Belgie. pag. 256.
Zutphense Archeologische Publicaties 39.Onderzoek van botanische makroresten uit de beerput van het huis Vaalstraat 4 in Zutphen. Ciscode:21389. Wim Ettema & Jan PeterPals http://www.warnsveld.nl/Producten/WonenVerkeer/Pics/Archeologie/ZAP/zap039/ZAP%2039%20Archeobotanie%20beerput%20VA4.pdf.
Biaxiaal 30. Vroeg Rotterdam opgespoord.Archeobotanisch onderzoek aan bewoningsresten langs de dam in de Rotte (Hoostraat: object 13-26).O.Brinkkemper. juni 1996. http://www.biax.nl/resources/content/report_file_45_30.pdf.
Biaxiaal. 1. Van buxus tot bolderik. Beerputinhoud uit de Bierstraat (Den Haag) botanisch bezien.
Biaxiaal 193, ‘Niet onaangenaam en sonder smaak’, Een botanisch onderzoek naar de voedingsgewoonten in de Nieuwezijds Armsteeg, Dirk van Hasseltssteeg. Zeedijk, Prins Hendrikkade en Oudezijde Achterburgrwal in Amsterdam (1400-1700). H van Haast, april 2004. www.biax.nl/resources/contents/report_file_693_193.pdf.