De verzande kreek slingert door het land van West-Friesland.
Dit is een deel van de Archeologische kaart van Nederland, weergevende de situatie rond 1350 AD. De verzande kreekrug uit ca. 1300 voor Chr. die dwars door West-Friesland loopt, is tot ca. 1500 AD bedekt geweest door een veenlaag die heel West-Friesland heeft bedekt. Om de verzande kreekrug goed zichtbaar te maken is op de kaart de veenlaag hierop verwijderd.
Van de onderstaande Wester- en Oosterpolder zijn in de grafieken de standen gegeven van de Zuiderzee, het waterpeil en het maaiveld van de jaren 1250 t/m 1950.
De Westerpolder
Grafieken van de zeestanden, polderwaterpeilen en de geschatte maaiveldhoogten van de Westerpolder als functie van de tijd. De referentiepunten zijn geschatte waarden (Borger,1957). De waterpeilen genummerd van 2 t/m 8 zijn door Borger verkregen uit de molenboeken. Rw1 en Rw2 zijn de waterpeilen verkregen uit de kaart van de Rijkswaterstaat. De knikken in de grafieken bij 1288-1300 en 1375 worden veroorzaakt door het naar binnen leggen van de sluis in dat jaar.
Waterdoorlatendheidscoëfficiënt van de Westerpolder is het van 1560 t/m1900 jaar is de daling wan de maaiveld ca. 0,79 cm. per jaar.
De Oosterpolder
Grafieken voor de maaiveld- en waterpeildaling en de zeestanden bij de uitwateringssluizen van de Oosterpolder. De gegevens van 1260 t/m 1500 zijn gerelateerd aan de hoogten van het maaiveld bij Zwaag in 1350 en voor de jaren 1866 en 1947 aan de waterpeilen RW1 en RW2 van de Oosterpolder van de Rijkswaterstaat. De knikken in de grafiek in 1288-1420 wordt veroorzaakt door het naar binnenleggen van de Gouwsluis in dat jaar.
Waterdoorlatendheidscoëfficiënt van de Oosterpolder is het van 1530 t/m1900 jaar is de daling wan de maaiveld ca. 0,42 cm. per jaar.
De ligging van de Wester- en Oosterpolder t.o.v de Zuiderzee in het jaar 1350 in het NAP van heden.
Schematische situatie in 1350AD van het grondprofiel bij Wognum en Zwaag. De dwarsdoorsnede is vanuit de kreekrug bij Wognum in zuidelijke richting naar de Barchoutersluis in de Westfriese Omringdijk van de Westerpolder en vanuit Zwaag in zuidelijke richting naar de Gouwsluis in dezelfde dijk in Hoorn. Wognum en Zwaag liggen precies op de zuidelijke rand van de met zandgevulde oude kreekrug en moeten dezelfde hoogte hebben gehad. De Zwaagdijk is gelegd rond 1300 en deelde de Wester- en Oosterpolder in twee verschillende waterstaatkundige eenheden. Het waterverloop naar de sluizen is de lichtblauwe lijn onder het maaiveld en geeft het oppervlaktewater aan van de afwatering naar de zee.
De ligging van de Wester- en Oosterpolder t.o.v de Zuiderzee in het jaar 1600 in het NAP van heden.
De ligging van de Wester- en Oosterpolder t.o.v de Zuiderzee in het jaar 1800 in het NAP van heden..
Een polder heeft een slappe grond van zand, klei en veen. De afstand tussen het maaiveld en het grondwater is de grondwaterstand of ontwateringsdiepte. De grondwaterstand wordt veranderd als:
Door de oxidatie in het veen,
De waterdoorlating van de grond.
Hemelwater.
Klimaat.
Wetering (afwatering) van de polder door natuurlijk watering door de direct naar de zee of de molens.
De grondwaterstand.
Wanneer de grondwaterdaling abrupt stopt dan neemt de snelheid van de maaivelddaling geleidelijk af tot de grondwaterstand de kritische hoogte van 30 cm heeft bereikt ingezet vindt plaats bij daling [i]. (Bij een negatieve waarde van het grondwaterstand ligt het hoger dan het maaiveld).
Bij een ligging van de grondwaterstand tussen 30 en 40 cm gaat het maaiveld gaat gestadig dalen.
Als de grondwaterstand tussen de 40 en 50 cm ligt is er sprake van snelle daling.
Als de grondwaterstand ca 50 cm of groter is dan is de daling maximaal.
De waterdoorlating van de grond.
In de veenweidegebieden houden de veehouders, voor een hoge kwaliteit van het gras en dus een goede opbrengst van de zuivelproducten, het liefs een grondwaterstand van ca. 40 - 60 cm aan voor hun vee [ii]. Deze waarde voor de akkerbouw ligt bij ca. 80 cm of hoger.
Waterdoorlatendheidscoëfficiënt:
In meter/seconde is hier omgerekend naar waterdoorlating meter/jaar.
zand 31536 tot 31,536.
klei 0,31536 tot 0,0315316.
Veen 0,31536 tot 0,0031536.
Waterdoorlatendheidscoëfficiënt van de Westerpolder is het van 1560 t/m1900 jaar is de daling wan de maaiveld ca. 0,79 cm per jaar.
Waterdoorlatendheidscoëfficiënt van de Oosterpolder is het van 1530 t/m1900 jaar is de daling wan de maaiveld ca. 0,42 cm per jaar.
[i] Lambooij, Getekend Land, Nieuwe beelden van Hollands Noorderkwartier, p.47.
[ii] Grandiek, Nic. 2007. De introductie van de rieteconomie Een duurzaam perspectief voor de Nederlandse veenweidegebieden. Rapportnummer: 07.2.155.